VOOR DE JEUGD ii w I If (Slot volgt) I Iedereen haatte hem evenwel en ieder een hield integendeel heel veel van prins Arthur, die men veel liever tot koning zou wenschen. Daarom besloot Jan een mid del te verzinnen, om zijn neefje kwijt te raken. Om te beginnen zocht hij Arthur op in zijn cel en trachtte zijn genegenheid te winnen door net te doen alsof hij veel van hem hield. Maar Arthur vertrouwde zijn oom niet en zei hem dit. Dus ging de ko ning weer weg en liet het bevel achter, dat er bijzonder goed moest worden gezorgd, dat de prins niet zou kunnen ontvluchten. Eenigen tijd later kwamen er twee man nen naar het kasteel, die opdracht hadden gekregen van koning Jan om de oogen van den prins met gloeiende staven uit zijn hoofd te branden. Maar Ridder Hubert de Burgh, de slotheer van het kasteel, was een goed man en hij had medelijden met den jongen gevangene. "Het kind klemde zich aan hem vast en smeekte hem te wil len voorkomen, dat hij blind zou worden. Toen gaf Hubert den beiden mannen be vel weer te vertrekken. Voor het oogenblik was Arthur dus ge red; maar koning Jan was des te woeden der geworden en maakte een ander plan om van zijn neefje verlost te worden. Hij gaf ridder Hubert bevel den knaap te doo- den en hem in het kasteel te begraven. Maar Hubert kon er niet toe besluiten, mede te werken om een hulpeloos kind te vermoorden. Ten einde hem te redden, liet hij 't tegenover iedereen echter voorkomen, alsof de prins dood was. Een rouwdienst werd gehouden bij wat verondersteld werd Arthurs lijkkist te zijn. dacht er ook nooit over pogingen te doen om ze terug te krijgen, voordat hij hiertoe werd aangezet. Dit zou eenige jaren later gebeuren. Toen had de koning van Frankrijk, Phi lippe, ruzie gekregen met koning Jan en wilde hij op alle mogelijke manieren pro- beeren hem vrees aan te jagen. Daarom bazuinde hij overal rond, dat hertog Ar thur eigenlijk koning van Engeland be hoorde te zijn, en aan Arthur zelf vertelde hij, dat koning Jan erg wreed tegenover het Engelsche volk w^s en dat het Arthur’s plicht was, hem af te zetten en het volk voor zijn wreedheid te beschermen. Hij bood hem zelfs aan, hem geld te leener en soldaten te verschaffen, teneinde tegenko ning Jan te kunnen vechten. Prins Arthur was nog te jong om te kun nen begrijpen, waartoe dit alles moest leiden. Hij had nog geen oordeel en moest dus wel doen, wat anderen hem raadden. En iedereen zei hem, het aanbod van den koning van Frankrijk aan te nemen. Prins Arthur had groote verwachtingen. Hij dacht, dat hij met zooveel flinke sol daten ieder leger zou kunnen verslaan, dat hij tegenover zich zou krijgen. En hij wist niet, dat koning Jan wel twee of drie maal meer soldaten in het veld kon bren gen. De koning van Frankrijk wist dit echter wel en hij wist ook, dat de jonge prins zelfs geen kans had om te winnen. Maar het kon hem niet schelen of de knaap zou worden gedood of gevangen genomen of wat er anders met hem zou gebeuren. Ko ning Philippe van Frankrijk wilde koning Jan slechts bang maken; dat was zijn eeni ge wensch! Spoedig hoerde Jan Zonder Land, dat Arthur met een leger tegen hem oprukte. Hij verzamelde dus zijn eigen soldaten en trok hem tegemoet. Op een nacht, dat de jonge prins en zijn soldaten lagen te sla pen, overviel hij hen. In de duisternis nam koning Jan al de ridders van Arthur gevangen. Hij liet hen in ketenen slaan en voerde hen op wagens weg naar veraf gelegen 'kasteelen. Daar werden zij in donkere, onderaardsche ker kers geworpen en nadat zij op alle mo gelijke manieren waren gemarteld, werden zij ter dood gebracht voor zoover zij nog niet gestorven waren van ellende en ont bering. Prins Arthur, die nu volkomen in de macht van zijn oom was, werd gevangen gezet op een kasteel in Normandië. Zijn volk in Bretagne was daar zeer over ge belgd en vroeg om zijn vrijlating. Maar zij zouden hun jongen meester nooit weer terugzien. Natuurlijk was Jan Zonder Land boos op zijn neefje, omdat die had getracht hem van zijn troon te stooten. En het was niets voor hem om een dergelijke daad te vergeven. Hij kon nooit iets vergeven. Bo vendien voelde hij, dat hij nooit zeker van zijn macht zou zijn, zoolang Prins Arthur in leven yas. DE STRIJD OM EEN TROON. ’’^ooals jullie weet (zie anders hieron- der) was prins Arthur van Bretag ne de neef van den Engelschen ko ning Richard Leeuwenhart. Toen deze stierf, wilden sommige menschen graag, dat Arthur koning zou worden, zooals Richard dan ook oorspronkelijk had be paald. Anderen wenschten evenwel, dat Richard's broer Jan Zonder Land hem zou opvolgen, omdat die reeds groot en Ar thur nog pas 12 jaar was. Jan Zonder Land kwam naar Londen en door het volk allerlei mooie voorspiegelingen te doen, werd hij te Rouaan tot koning van Enge land en heerscher der Fransche landen van de Engelsche kroon uitgeroepen. Nu had koning Jan zich, toen hij nog maar prins was, zeer slecht tegenover zijn vader gedragen, die buitengewoon veel van hem hield. Hij had al geprobeerd de kroon van zijn broer Richard te stelen, toen deze ver weg was om tegen de Tur ken te vechten. Daarom, gezien zijn ver leden, zou het al zeer zonderling zijn ge weest, indien hij een goed koning was ge worden. In den tijd, dat Jan tot koning werd ge kroond, was Arthur in Bretagne, dat toen een deel van Engeland was. Inderdaad was Bretagne zijn vaderland, want hij had er zijn jeugd doorgebracht, daar zijn moe der de dochter van den hertog van Bre tagne was. Toen Jan door het Engelsche volk tot koning was gekroond, besloot Arthur rus tig en kalm bij zijn moeder thuis te blij ven. Hij vond het niets erg, dat de troon, waarop hij had kunnen zitten, nu werd in- genome.n door Jan Zonder Land en hij f Frankrijk. 1 s 1 Prins Arthur I was de zoon en erfgenaam van Godfried Plantagenet en van Constance van Bretagne. Hij werd in 1187 te Nantes geboren. Zijn oom, Richard Leeuwenhart, had hem, alvo» rcns naar het Heilige Land te vertrekken, tot troonopvolger aangewezen. Voor zijn dood ver» anderdc hij deze beschikking echter ten bate van Jan Zonder Land. Hierdoor ontstonden veel ver» wikkelingen, waarvan jullie hierboven kunt lezen. Arthur en de koning van ....kwamen er twee mannen om Arthur de oogen uit te branden. 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 18