F J Wv' «fa w g 3 Hl 1 I; 'I i Tsl «■8HI Vi II m i a, e i ^7 5f''~ F7 de kurk niet suil», juiiiiii, nvt: aitui die ik je geleend heb ,Kijk eens, moeder, pappie probeert aan zijn teenen te t. komen gi b1” hi Rechter-. „Drie maanden hechtenis!" Beklaagde (vroeger dienstmeisje): „En wat is mijn uitgaansavond?" „Ik zou graag mevrouw even willen spreken.” „Ik ben mevrouw.” „O..eh,. dan zie ik er maar van af.” n „Voor het eerst sinds ik in dit restaurant eet, valt de rekening mij nogal mee,” zei de bezoeker. „Nogal mèè?” vroeg de kellner verbaasd. „Mag ik de rekening dan nog eens even zien, mijnheer? Er moet dan stellig een vergissing in zitten.” Zy „Neem me mul kwalpk, mynheer, maar hebt u ook iets gemerkt van mjjn bal Ik geloof, dat ie ergens tegenaan gekomen is en dat-io daarna in het struikgewas gesprongen is!” onze beste verkoo- zoo te koop loopen de firma." De waarzegster „Ik zie een knappen man, donker...” De dame„Maar hjj is blond De waarzegster: „..Donker costuum, blond haar...” Afgetobde heer des huizes (tot het meisye, dat hem helpt, als hjj er eindelijk in geslaagd is den koffer dicht te kragen): „Zeg me in ’shemelsnaam niet dat ik dat ver draaide ding weer moet openmaken omdat je hand er tusschen zit!” „Wat?! Is Luus Wonder geëngageerd? Dat bewijst, dat het waar is, wat ik altijd heb ge zegd, dat er nooit zoo'n leelijk, eigenwijs, akelig meisje kan bestaan, of er wordt wel de een of andere idioot gevonden, die met haar wil trouwen. Wie is die idioot?" „Ik!" „Zeg eens, De Bruin, hoe staat het met die tweehonderd gulden, die ik je geleend heb „O, die krijg je gauw terug. Ik heb een lot genomen in de Staatsloterij’” i, Uijzteute gast: „Nou, ik moet eerlijk zeggen, jullie hebt hier verdraaid prettige fauteuils.” Schilder (zeer tevreden over zichzelf): „Ik zal nooit iets beters maken Zijn vrouw: „Kom, je moet niet zoo pessimistisch zijn!” Hij: „Hou je van dansen?” Zij: „Neen." Hij: „Waarom niet?" Zij: „Het is alleen maar omhelzen op de maat van de muziek." Hij: „Nou, maar wat is er dan bij, waar je niet van houdt?” Zij: „De muziek!” Hij: „Je doet niets anders dan over je kleeren denken! Denk je dan nooit eens ergens anders aan dan aan japonnen, japon nen en nog eens japonnen?" Zij: „Je laat me niet uitspreken! Ik moet nog een nieuwen mantel en een nieuwen hoed ook hebben." Vrouw: „Wat zou je doen, George, als ik eens op zee verloren raakte?” Echtgenoot: „Lieve, ik zou in het plaatseljjk dagblad drie avonden achter elkaar adverteeren.” „Jan, je hebt van mijn whisky gedronken." „Neen, mijnheer.” „Werkelijk niet?” „Neen, mijnheer. Ik kon er af krijgen." Mevrouw (haar nieuwe meisje inwijdend) „Als er een bezoeker komt, moet je hem eerst mij aandienen." Het meisje (denzelfden avond): „Alsje blieft mevrouw, mijn verloofde is gekomen." Filmster (tot chauffeur, die een voetganger helpt, dien hji met zijn wagen overreden heeft): „Overtuig je vooral, dat het niet zoo’n reporter is, die op die manier probeert een intervieuw met mjj te hebben.” De vriend (kijkend naar foto’s, die zijn vriend heeft ge nomen): „Wat is er met dat kiekje van dat badende meisje gebeurd Heeft zij bewogen De amateur fotograaf„Neen, toen gaf mijn vrouw me een stomp.” ü'W '41 ‘L i <i-i Zoon van den patroon: „Ik zal nooit suc ces als reiziger hebben. Overal waar ik kom heeft Dirksen al gezegd, dat ik een idioot ben." Vader: „Ja, Dirksen is per, maar hij moest niet met de geheimen van i 1 tr4^v*WTAVai»h''Jl '1 I

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 20