q
A
I
■F
id
M
•w
dulden,
4
worden. Zij
I
AAAK1
IVIER1
je denk,
mij wilt maken,
zouden hebben.,
ders dan moeder
EEN
.DEN,
denken dan
ze voor hem
bodemlooze afgrond is. Deze buitengewoon inte-
1 van den Mont Blanc.
EEN IJSLABYRINTH waarin iedere spleet een 1
ressante foto werd genomen in het gletschergebied
probeer dan niet om mij van gedachten te doen
veranderen. Geloof mij.
je Dora."
Hoe vaag en niets-zeggend het briefje ook
was, kon hij er toch uit opmaken, dat het meisje
niet uit vrijen wil de vriendschap met hem had
verbroken, maar dat het bepaalde omstandig
heden waren, die er haar toe hadden genoopt.
Welke die omstandigheden waren, wist hij niet,
maar er was zoo iets positiefs in hetgeen zij
schreef, dat hij zich alle hoop voelde ontzinken
en toen hij des avonds op zijn kamer zat, voelde
hij zich diep ongelukkig.
Plotseling werd hij opgeschrikt door zijn
hospita, die hem het bezoek van een dame aan-
eveneens tegen hem zou pleiten, deed hij wat
verscheidene anderen in zijn plaats óók gedaan
hij liep weg. Niemand an-
en ik wisten iets van het geval
af, dus gingen we direct naar mijnheer Strak,
die het gebeurde bij de justitie wilde aangeven.
We wisten hem echter te bewegen er geen werk
van te maken, door ons te verplichten hem het
geld terug te betalen. Wij teekenden hiertoe
een bewijs en sinds dien tijd heb ik mijnheer
Strak iedere maand wat af betaald. Dit verklaart
mijn bezoeken hier, waar je mij voor het eerst
hebt leeren kennen. Daar moeder ongelukkig
is, kan zij niets verdienen, en komt dus alles
op mij neer. Kun je nu begrijpen, waarom ik
naar huis. Maar reeds spoedig begon hij zich
minder op zijn gemak te gevoelen. Nu zijn op
winding was verdwenen, liet zijn eergevoel zich
weer gelden
Den volgenden morgen overhandigde hij de
biljetten aan zijn patroon en vertelde hem, waar
hij ze gevonden had. Mijnheer Strak was één
en al verbazing en liet Dick nog eens vertellen,
hoe hij ze had ontdekt en zei toen:
„Het geld is natuurlijk van mij. Ik miste het
reeds geruimen tijd, een jaar of vijf geleden,
vóórdat jij hier kwam." En hij wees Dick in
de boeken van dien tijd aan, dat er een post
van dit bedrag als „vermist” geboekt was.
„En hij heeft mij niet eens wat voor mijn
eerlijkheid gegeven,” mompelde Dick, toen hij
weer in zijn eigen kantoor terug was. „Natuur
lijk, het is zijn geld, maar als ik het hem niet
had gegeven, zou hij er misschien nooit meer
aan gedacht hebben.”
Den geheelen verderen dag was hij in een
verdrietige stemming, want het gevoel zijn plicht
gedaan te hebben, was weldra verdwenen, en
hij kon nu aan niets anders meer
aan Dora en hoe onbereikbaar
was
Den volgenden morgen ondergingen zijn ge
voelens weer een verandering. Hij kreeg name
lijk een briefje van Dora, waarin zij schreef:
„Beste Dick, ik weet dat ik gisteren niet aar
dig was tegen je, maar wat ik zei, was heusch
voor ons bestwil. Je moet namelijk weten, dat
moeder, om een reden, die ik je niet kan zeggen,
liever niet heeft, dat ik je meer ontmoet. Ik ben
erg ongelukkig, wanneer ik aan je denk, maar
indien je het nog niet erger voor
IN ZIJN ELEMENT,
wen, het geld niet afbetaald zou
doorstond duizend vreezen, toen ze bemerkte,
dat ik van je was gaan houden, en omdat zij
ongelukkig en mijn moeder is, beloofde ik haar,
dat ik niet meer met je zou meegaan. Boven
dien was het een eereschuld, waarvoor ik mij
aansprakelijk had gesteld, en voordat ze geheel
en al zou zijn afbetaald, zou ik nooit gelukkig
hebben kunnen zijn.”
Een paar seconden trachtte Dick vergeefs iets
te zeggen.
„En nu wil je zeggen,” zei hij toen, „dat die
bankbiljetten, die ik in de oude map vond
dat die het waren, waarvan men je broer had
beschuldigd ze te hebben weggenomen?”
„Ja. Mijnheer Strak heeft mij er alles van
verteld. Hij zegt, dat de map in het kantoor
gelegen heeft op den dag, dat de biljetten wer
den vermist, en dat ze er waarschijnlijk op de
een of andere wijze in zijn terecht gekomen.
Niemand heeft ze daar gezocht, en ze zouden
er nóg liggen, als jij ze niet toevallig had ge
vonden, toen je naar die brieven zocht. In ieder
geval is het nu bewezen, dat mijn broer eerlijk
is, en dat hij ze niet gestolen heeft, want hij
had er alle gelegenheid toe gehad, als hij ge
wild had.
En nu kan door jouw gelukkige ontdekking
mijn broer eindelijk weer terugkomen. Mijn
moeder kan nu weer gelukkig zijn, en
Dick kwam een stap nader. „En kunnen wij
ookHij maakte den zin niet af, maar keek
haar veelbeteekenend aan.
Zij aarzelde geen seconde, maar zei blozend:
„Ja!”
...„Ik ben zoo gelukkig," fluisterde ze, toen
ze zich even later in zijn armen vlijde.
niet door kon gaan met je te ontmoeten?
Dit alles gebeurde eenige jaren geleden. Mijn
broer, die naar het buitenland gegaan was, wist
niets van onze overeenkomst, en durfde dus niet
terugkomen, te meer niet, omdat mijnheer Strak
gezegd had, dat hij dit ook niet zou
voordat alles was afbetaald.
Mijn moeder houdt van mijn‘broer zooals al
leen maar een moeder van iemand houden kan,
en het was haar eenige wensch dat de schuld
betaald zoo worden, opdat hij nog eens zou
kunnen terugkomen en zij hem zou kunnen zien.
En nu was zij bang, dat, wanneer ik zou trou-
kondigde. Hij stond verrast op en bevond zich
tegenover Dora, die de kamer binnenkwam.
Haar gezicht, dat gewoonlijk nog al bleek zag,
was nu door een zachten blos overtogen, en
haar oogen schitterden meer dan hij ooit te
voren gezien had.
„Dag *Dick!” zei ze aarzelend.
„Jij? Dora? Wat...?” vroeg hij verbaasd.
„Ik heb groot nieuws,” viel ze opeens uit.
„Zulk groot nieuws! Ik kan je nu alles ver
tellen!”
Zij sloeg haar kleine gehandschoende handjes
voor haar gezicht en trachtte zich een weinig
te beheerschen.
„Wat ik je in mijn brief niet kon vertellen,
was een schuldkwestie,” begon ze toen na een
oogenblik, waarin Dick zwijgend gewacht had.
„Moeder en ik waren namelijk aan mijnheer
Strak veertienduizend gulden schuldig.”
Verrast keek Dick haar aan.
„Je moet namelijk weten, dat mijn broer, toen
hij nog heel jong was, eens geld van zijn patroon
heeft weggenomen. Hij is daarvoor gestraft, en
toen hij uit de gevangenis kwam, heeft mijn
heer Strak hem op zijn kantoor genomen. Hij
was in jouw plaats, en was er reeds een poos,
zoodat mijnheer Strak hem geheel en al ver
trouwde.
Op zekeren dag werd er echter een bedrag
van veertienduizend gulden, die mijn broer juist
van de bank had gehaald, vermist, en de ver
denking viel op hem. Hij bezwoer onschuldig te
zijn, maar niemand anders had het geld in
handen gehad, zoodat alle omstandigheden
tegen hem waren.
Daar hij wist, dat zijn vroegere misstap