i
IA
1L
J
I
(Sb.
i-W
Hl
v n
Pi
H
O
03
ra
Êl
jïr
ril
I
it
r
VkW™
W» r
I,' ll
id
By
r
C
1 i
-1
perzik! De per-
'4
It
IPJ
Moeder
mijn moeder,
Hij „Als je dit keer mijn aanzoek niet aanneemt, gooi
een
toe!"
t
van scherpe
blinde zijn oogen
Rechter: „Dus je wilt beweren, dat je
slechts in dien sigarenwinkel hebt ingebroken
om een sigaar van 15 cents machtig te wor
den? Wat deed je dan aan de brandkast?”
Beklaagde: „Daar wilde ik de vijftien cents
in leggen!"
Zij „Hendrik, wat ga je doen
Hij „Als je dit ke--
ik me in de rivier!"
gisteren in den dierentuin en toen
klein jongetje apennootjes
Tante (die kortzichtig is): „Nou. Marie, ik moet eerlijk
zeggen, dat dieet en die gymnastische oefeningen hebben
werkelijk wonderen bij je verricht!”
Echtgenoot (tegen zijn vrienden): „Ja, mijn
vrouw was naar haar moeder vertrokken met
het plan er een week of zes te blijven. Maar
ik heb gemaakt, dat ze binnen een week al
weer bij me terug was. Weet je wat ik gedaan
heb? Ik heb haar iederen dag een courant
gestuurd met een stukje eruit geknipt en ze
was zoo nieuwsgierig om te weten, wat ik
voor nieuws voor haar verborgen hield, dat
ze na vijf dagen al naar huis kwam!"
„Ik wil nooit meer een bontmantel dragen!"
„Waarom niet?"
„Ik was
gooide er
naar me 1
De hospita van het pension„U weet, mijnheer, ik zeg
altijd dat menschen, die een gezellig tehuis hebben een
gezellig tehuis ook weten te waardeeren
De gast„U heeft gelijkIk zal daarom bljj zijn als ik
weer thuis ben!”
Verontwaardigde huiseigenaar: „Je hebt de
badkamer behangen met het papier dat ik
voor den salon heb uitgekozen en den salon
met het papier voor de badkamer! Wat denk
je hieraan te doen?"
Behanger: „Ik weet het niet, mijnheer! Ik
zou het bad wel voor u in den salon willen
plaatsen maar dat is eigenlijk een werkje voor
den loodgieter!"
Hij„Ik ben zoo moe als een hond! Ik heb een reisfilm
gezien en heb urenlang Alpen geklommen
Hij„Ik heb de keukenmeid weten te bewegen te blij
ven? vrouw!”
Zij„Hoe ben je daarin geslaagd?”
Hij: „Ik heb op haar gemoed gespeculeerd... ik heb
haar aangetoond, hoe laf het zou zfin van haar om ma
alleen te laten!”
„Waarom ga je niet naar huis?”
„Omdat myn vrouw slecht gehumeurd is.”
„Waarom is zü slecht gehumeurd
„Omdat ik niet naar huis wil komen
„Mijn dokter zei me, dat ik een soberder
leven moest lijden!"
„Je hebt hem zeker niet
nomen?"
„In het eerst niet; maar toen ik zijn reke
ning kreeg, begreep ik, dat hij gelijk had!"
l|i v-
De Prins: „Honderd francs voor een perzik! De per
ziken moeten wel erg schaarsch zjjn dit seizoen!"
De Ober„Niet de perziken zijn schaarsch, koninklijke
hoogheid, maar prinsen!”
„Een vrouw doet een man heel wat zorgen
vergeten
„Die een vrijgezel niet eens heeft!”
au sérieux ge-
Tweede-Kamerlid (een gevangenis inspecteerend): „Je
kunt me weer komen halen ook
Chauffeur„Ja ipjjnheerHoe lang hebt u gekregen
Willy vier jaar oud was vreeselijk
ondeugend geweest en daarom was vader ge
noodzaakt, haar voor hij naar kantoor ging
eens goed onder handen te nemen. Dat zijn
strafpredikatie indruk had gemaakt, bleek
toen hij thuis kwam. Willy was in de gang
en haar moeder boven. „Moeder," riep ze be
leefd maar koel, „uw man is thuis!"
Voorbijganger (tot „blinden" bedelaar):-
„Ik geloof, dat je net zoo goed kunt zien als
ik!"
Bedelaar: „Och, in deze dagen
concurrentie moet zelfs een
open houden!"
FT*
B
Moeder: „Ik vind, dat je aan veel te veel jongelui
kennis hebt!”
De dochter: „Ik zou er met één tevreden ztfn, moeder,
als u er een kon vinden, die een motorfiets, een auto,
een roeiboot en voldoende geld heeft!”
De bruid: „Ik denk zoo over
hè! Ze zal me zoo missen!"
Vriendin: „Maak je daar maar geen zor
gen over, beste! Je moeder heeft je langer
bij zich gehad dan een moeder haar dochters
gewoonlijk bij zich heeft!"
Een klein jongetje moest op zijn broertje
passen.
„Moeder," vroeg hij na een half uurtje,
„wilt u Jantje niet eens zeggen, dat hij weg
moet gaan? Hij zit op het vliegenpapier en
er wachten een heeleboel vliegen om er op te
gaan zitten.”