I hi r AAN EEN DER BEEKJES IN DE OMGÉVING VAN ASSEN. ,.a Agent: „Juffrouw, u reedt vijftig kilometer!" ffet meisje: „Ja, ik weet het. Mijn remmen weigerden en daarom haastte ik me om naar huis te komen!" zouden met zijn beiden alles kunnen doen, alles kunnen bereiken, als we steeds hand in hand mochten gaan!” Er zijn slechts twee wegen: of ik kan naar jou toekomen en alles verlaten en gelukkig worden, of ik moet dit ellendige leven van nu voortzetten en jou nooit meer terugzien. Een andere uitweg is er niet, want ik wil geen dubbel leven leiden. Willy, voor mezelf weet ik wel, wat ik doen moet. Ik kies direct jou.... als ik komen mag. Met dat „als" doe ik je on recht aan. Ik weet, dat ik mag komen! Je kent mij goed genoeg, lieve, om te weten, dat ik geen man ben, die op avon tuur uit is. Ik zou er niet over gedacht hebben, mijn vrouw te verlaten; ik zou haar, die mij in gedachten zelfs niet eens trouw is, trouw zijn gebleven, indien ik jou niet had leeren kennen en indien ik niet, door mijn oude leven voort te zetten, twee levens, waarvan een het jouwe is, zou ver woesten! Die ellendeling in den auto met zijn vooruitstekende tanden en haar hoofd op zijn schouder, rechtvaardigen bovendien hetgeen ik ga doen. Ik zou nooit een hart hebben kunnen breken om mijn eigen ge luk te koopen vraagd hebben. er dat zou jij ook niet ge- maar in mijn geval ligt geen gebroken hart tusschen jou en DE WAARSCHUWING. ijn liefste Willy, ik dank je hartelijk voor een van de mooiste avonden van mijn leven. Wij moeten nog eens wéér naar dat aardige, landelijke herbergje gaan, vind je ook niet? Wie zou ooit hebben durven denken, dat ze daar zoo n uitstekend diner konden opdienen! Nu ik echter alleen ben is het niet meer zoozeer de herinnering aan het genot van dien avond als wel de b'eteeke- nis ervan, die mijn denken vervult. Die beteekenis is, dat wij het anker moe ten lichten,het zeil hijschen en zee kiezen.” Dolly vond dezen brief in een „privé- laatje" van haar mans bureau terwijl ze bezig was het stof af te nemen. Langzaam drong de beteekenis ervan tot haar door. Het was ondenkbaar. Zoo onbegrijpelijk. Toen was het haar opeens alsof haar hart bleef stilstaan. Ze viel in een stoel neer. „Dick!" stamelde ze en al haar verba zing en teleurstelling waren in dit eene woord samengevat. Een oogenblik later beheerschte ze zich en las verder: „Toen ik thuis kwam, was het heele huis als uitgestorven. Dat is tenminste één goed ding in mijn toestand, dat ik zoo laat kan thuiskomen als ik wil desnoods heele- maal niet! zonder dat er iemand is, die er notitie van neemt." „Hoe kómt hij erbij!" stamelde Dolly verwonderd. „Hij weet niet, dat ik den hal- ven nacht heb wakker gelegen, mij afvra gend, waar hij kon zijn!" „Ik ben bang," ging de brief verder, „dat Dolly niet veel belang in mij of in mijn aangelegenheden stelt. Het eenige wat haar belangstelling heeft is mooier en kost baarder gekleed te gaan dan haar buren, te dansen en te flirten. Flirten.ik ben er niet zeker van, dat ik door het zóó te noemen, haar eigenlijk niet schoon- wasch Een paar dagen geleden zag ik haar in een auto met een jongeman. Hij had een terugwijkende kin en vooruitstekende tan den. Zij kwamen vlak voor mij thuis en we tend, dat ik hen gezien had, maakte zij er zich af met een: „Mijnheer Jennings kwam me onderweg achteroprijden en heeft me even thuisgebracht. Hij. had haar echter niet onderweg ge zien. Maar bovendien: al was dat zoo, dan had ze'haar hoofd nóg niet op zijn schou der behoeven te leggen. Was ze zoo moe van. mij?" Dolly beet zich op haar lip. Dus Dick wist het! „Nou," pruilde ze, „als hij zee wil kiezen met Willy, wat heeft hij mij dan te verwijten?" Toen las ze verder: „Ik ben bang, dat de praatjes van de menschen onze mooie liefde door het slijk zullen halen, dat ze er een gewone liefdes affaire van zullen maken. Hoe zullen ze ooit kunnen begrijpen het wondermooie, dat er tusschen ons is? O, Willy, hoe help je mij met je sympathie en je aanmoedi ging! Ik zal iets tot stand brengen, wat jou waardig is, en ik geloof, dat als ik reeds iets moois in mijn leven héb tot stand gebracht, als ik van jou houd en jou gelukkig maak mijEr ligt, geloof ik, niet eens een hart. Alleen maar zooiets, dat opspringt als een bal, bij een paar woorden van vleierij, gesproken op een tennisveld door iemand met een terugwijkende kin en vooruitstekende tanden en die er vermaak in schept zijn lippen op een geverfden mond te drukken juist en alleen omdat die mond aan de vrouw van een ander toebe hoort Toch was ze heel mooi.vroeger. Maar nu is alles uit. We zijn op een kruispunt van onzen levensweg gekomen. Jij en ik gaan den weg, die naar de ster ren leidt, liefste-mijn. Voor altijd de jouwe Dick." „Voor altijd de jouwe," steunde Dolly. Het hamerde in haar hoofd en haar hart bonsde. Ze trachtte zich voor te stellen, hoe haar leven zou zijn zonder Dick. Wat zouden de buren zeggen? Daar had je het we.er: dat was echt iets voor haar: eerst aan de menschen en dan pas aan het leven denken.... Ja, Jennings had twee voor uitstekende tanden enO, waarom was alles toch zoo moeilijk? Ze sloeg de laatste bladzijde, waarheen een z.o.z. verwees, om. Er stonden nog een paar regels: P.S. Zie je het gevaar, Dolly? Er zou een dag kunnen komen, waarop er werke lijk een Willy was! Dat zou dan jouw schuld zijn!" Dolly legde den brief neer. Ze heeft haar man nooit verteld, dat ze hem gelezen had, maar deze begreep dat zijn list gelukt was, omdat ze de les, die erin gestaan had, ter harte had genomen! Hij heeft nooit meer noodig gehad, haar met een Willy, die alleen maar in zijn ver beelding bestond, te dreigen! De eigenaar van het kleine restaurant was zeer trotsch op zijn kookkunst. Hij was daar om verbaasd, te hooren hoe een jonge man op zekeren dag een pasteitje critiseerde. „Ik begrijp niet wat eraan mankeeren kan," zei hij tegen den jongeling. „Ik maakte reeds pasteitjes voordat u nog was geboren!" „Dat kan wel zijn en daar heb ik ook niets op tegen," was het antwoord. „Maar ik vind het onhebbelijk van u, om ze nu pas te ver- koopen!" „Zooiets heeft hij ook eens tegen mij ge zegd.... vroeger...." mompelde Dolly. Maar haar gekrenkte trots en woede over- heerschten spoedig haar zachtere gevoe lens. „Hoe durft hij!" riep ze uit en een oogenblik vergat ze den heelen mijnheer Jennings. „Dat zullen we altijd eerlijk kunnen zeg gen, Willy, dat het louter vriendschap was, die ons tezamen heeft gebracht. Eerst vanavond heb ik je liefgekregen. Hoe lang heb jij niets anders gevoeld ten opzichte van mij dan alleen de zuivere vreugde van eveneens een zoekende ziel te zijn als ik? Sinds vanavond is alles echter anders ge worden. Wat moeten we nu doen? Het huis is rustig. Ik zie je voor mij, ik voel weer den druk van je hand en hoor je woorden nóg zingen in mijn hoofd: „We Klein jongetje: „Waarom zijn al die dames hier?" Klein meisje: „Ze zijn boven geweest om de baby te zien." „Maar er zijn babies genoeg'in de wereld!" „Ja, maar dat is een nieuwe en ik denk, dat ze de nieuwste mode wilden zien!” HUMOR. „Mijn familie was zeer bang voor onweer, maar ik speelde altijd piano als het erg weer was!” „Ik wil best gelooven, dat ze daarom na een poosje het onweer niet meer zoo erg vonden!" 1 ’i I

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 12