I En DE ONTHOOFDING VAN DON PEDRO DEN WREEDE 'I h OP DE DONDERDAGSCHE MARKT TE MIDDELBURG. Wie heeft haar de L Juan Pasquale ste politierechter dien tijd had er met Pasquale, we het on- betaald werden. Op zekeren donkeren nacht zag Antonio Mendez, een nachtwaker, waarin Pasquale een onbegrensd vertrouwen stelde, een in een mantel gehulden edelman de straat inkomen, waarvan de bewaking aan hem was opgedra gen. De ridder bleef eenige oogenblikken stil staan onder een raam, klapte drie maal in zijn handen en luisterde toen naar antwoord. Daar dit niet kwam, dacht hij waarschijnlijk, dat degene, waar hij op wachtte, er nog niet was en begon langzaam voor het huis op en neer te wandelen. Mendez kon hiervan niets zeggen, want de man stond niet voor een deur of venster, maar liep heen en weer. Daarom liet Mendez, gehoorzamend aan zijn instruc ties, zich zelfs niet eens zien. Na eenige oogenblikken werd de ander het wachten klaarblijkelijk moede en ha nog een paar keer in zijn handen te hebben geklapt, liet hij met een harden slag den klopper op de deur van het huis vallen. Hierop stak een oude vrouw haar hoofd buiten het raam en riep: „Wie waagt het de rust van een fatsoenlijk huis op dit uur van den nacht te storen?" De man keek verbaasd op, want dit was niet de stem, die hij verwacht had te hooren. hier gebeurd?" vroeg hij. ,,En dat Paquita mij niet ant- nachtwacht van Pas men gaan inzien, dat het nutteloos was zich tegen de nachtwachten te verzetten, omdat ze zonder onderscheid van persoon hun plicht deden. Hun werk was hierdoor wel moeilijk en riskant, doch Pasquale hield van zijn sala ris slechts zooveel voor zichzelf, als hij noodig had om eenvoudig te kunnen leven en verdeelde de rest onder hen, zoodat zij goed was een maand lang opper- van Sevilla geweest en in al slechts één moord plaats gevonden. De dader, Don Juan de Nalverde, was den volgenden dag reeds gevat en door den oppersten politierechter ter dood veroordeeld. Ondanks zijn hooge geboorte en den invloed van zijn familie gaf Don Pedro toestemming het vonnis te voltrekken en de man werd zon der genade geëxecuteerd. Dit voorbeeld liet niet na ontzag in te boe zemen en bewees duidelijk genoeg, dat Pas quale recht deed zonder aanzien des per- soons. Dat bleek ook trouwens wel uit de wijze waarop sinds zijn benoeming de orde in Sevilla werd gehandhaafd. Hij had de gansche stad verdeeld in vier wijken, die bewaakt wer den door een driehonderdtal nachtwakers, die hij gerecruteerd had uit betrouwbare mannen van de bergen, terwijl het aan niemand ver gund was des avonds na negen uur voor deu ren of vensters stil te staan. Natuurlijk had deze maatregel nogal verzet uitgelokt, vooral in de eerste dagen, maar langzamerhand was „Wat is er 1 hoe komt het, woordt?” „Zij is vanmorgen met Dona Leonora, haar meesteres, vertrokken." „Is Dona Leonora weg? durven wegbrengen." „Degene, die het recht had, zulks te doen: haar broer Don Sallustre De Haro!" „Laat me binnen, opdat ik mezelf van waarheid van hetgeen je zegt kan overtuigen." „Ik heb orders niemand binnen te laten, terwijl mijn meester, Don Sallustre, af wezig is." „En ik zeg je, dat je me opendoet," ant woordde de man nu, zich hevig opwindend, „of ik trap de deur in!” „De deur is sterk, edele heer, en voordat u ze hebt ingetrapt, zal de wacht hier zijn." „Wat kan mij de wacht schelen?" raasde de onbekende. „De wacht is voor dieven en moordenaars, niet voor edelen als ik.” „U spreekt alsof er geen andere politie rechter was gekomen in Sevilla. Sinds Juan Pasquale voor de orde in de stad verant woordelijk is, heeft iedereen er zich aan te onderwerpen. Ga daarom dus weg als u niet in moeilijkheden wilt komen!" Na deze woorden sloot de oude vrouw het raam; de man begon nu woedend aan de ijzeren tralies van de deur te rukken. Op dit oogenblik meende Mendez, die, zooals wij weten, de heele scène had gevolgd, dat het oogenblik was gekomen om tusschenbeide te komen. „Senor," zei hij, „ik moet u erop attent maken, dat het verboden is om na negen uur in de straten van Sevilla gerucht te maken." „Wie ben jij?" vroeg de ridder, zich om- keerend. „Antonio Mendez, quale." „Zoo, Antonio Mendez, dap, kun jij en je Pasquale voor mijn part n^ar den duivel loo- pen. Ga heen en laat me alleen!” „U moet heengaan!" „Ik denk er niet aan!" „Dan zal ik mijn plicht moeten doen en u moeten verwijderen." „Raak me eens aan!” 3) KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. Tijdens een hevig onweer zijn Don Pedro, koning van Kastilië en zijn hoveling Fernando verdwaald geraakt in de bosschen in de buurt van Sevilla. Zij ontdekken een hut en worden liefderijk opgenomen door Juan Pasquale, die zijn zoon Manuel naar de stad had ge zonden om eten te halen voor de gasten. Hij biedt hun ook droge kleeren aan. Tijdens den maaltijd zegt Pasquale, die niet weet den koning voor zich te hebben, dat hij niet begrijpen kan, waarom men Don Pedro wei eens „de Rechtvaardige" noemt. „Dat is zeker omdat er in Sevilla zoo’n voorbeeldige orde heerscht." zegt hij ironisch, want er gaat schier geen nacht voorbij of er wordt daar iemand vermoord. In den loop van het gesprek laat Pasquale zich ontval len, dat als hij opperste politierechter was. hij de daders wel zou weten te straffen en dat hij daar met zijn hoofd borg voor zou willen staan De gasten vertrekken en eenige dagen later wordt Pasquale ten paleize van Don Pedro ontboden. Hij ziet nu. wien hij heeft voorgehad en is zeer ontdaan. Don Pedro bekleedt hem met het ambt van oppersten politierechter. Hij zelf belooft een voorbeeld van gehoor zaamheid te zullen zijn. i nu, heeren," vervolgde de koning, „trekt u nu weer terug in de aangren zende zaal. Juan Pasquale zal daar spoedig bij u komen, en dan zult u hem naar het Hof van Justitie brengen. En niemand in mijn koninkrijk zelfs ik niet zal durven wegblijven als hij geroepen wordt ervoor te verschijnen! Laat ons nu alleen!" Toen Don Pedro alleen was zei de koning tot hem: „Nu moeten nog hebben over de beschuldiging, die je langs tegen den koning hebt geuit." „Uwe Majesteit zal zich herinneren, dat ik heb gezegd, dat het een zaak was, die den koning alleen aanging!" „Ja; ik bedoel ook niet getuigenis af te leggen voor een rechter, maar ik wensch een eerlijk man in vertrouwen te nemen!" „Ik luister, Sire!" „Je hebt mij mijn liefde voor een courtisane- verweten. Zooals je echter kunt weten, is Maria Padilla geen courtisane, doch een edel- vrouwe, die ik reeds lang voor mijn huwelijk ontmoette. We waren allebei jong. Ze was mooi en ik ging van haar houden. We hadden geen van beiden nog ooit liefgehad. De dagen, die ik met haar heb doorgebracht, zijn de ge lukkigste van mijn leven geweest. Ongelukkig genoeg waren het er slechts weinige. Mijn moeder vertelde mij, dat het belang van den Staat vorderde, dat ik met Blanca van Bour bon trouwde. Langen tijd weigerde ik, want ik hield van Maria meer dan van mijn koninkrijk, meer dan van mijn leven, meer dan van de heele wereld. Op zekeren morgen, toen ik als gewoonlijk naar Maria ging, was zij er niet. Ze had een brief voor mij achterge laten. Daarin schreef ze, bemerkt te hebben, dat ze een hinderpaal vormde voor den vrede in Kastilië en 't geluk van mijn onderdanen. Daarom had ze Sevilla verlaten en zou er nooit meer terugkeereh. Hier is haar brief. Lees hem en zeg me wat je ervan denkt.” Pasquale las den brief van het begin tot het einde, gaf hem terug aan den koning en zei: „Sire, dit is een brief van een trouw onder daan van Uwe Majesteit en ik zie, dat haar besluit is ingegeven door een nobele over weging.” Daarop maakte Pasquale, wiens twijfel om trent de oprechtheid van den koning nu was verdwenen, een buiging en begaf zich naar de rechters in de andere zaal.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 2