I I DE BEDRIEGER BE DROGEN D He van mij?” vroeg hij bru- nieuwe order zul je stuur- den schoener „Ma- die het getij af- te kiezen, zat mop- bemanning van Elisabeth", om zee den kapitein geschaard. Het zijn verlangen dat zij aan andere wachtte perend om was op zijn verlangen dat zij boord waren gebleven, daar een kapitein, met wien hij kortgeleden had kennisgemaakt en die aan hypnotisme deed, hem dien avond zou komen bezoe ken. „Zooals ik jelui reeds heb gezegd, bood hij aan, mij een staaltje van zijn kunnen te geven en wie van jelui lust ge voelt, mag zich voor een proef beschik baar stellen." Op dat oogenblik vernam men stemmen en ontwaarde den wacht, die den lang verbeiden gast op den schoener bracht. Na eerst heel zakelijk over de bevrachting van het schip te hebben gesproken, stemde hij na herhaald verzoek van zijn collega er in toe naar het tusschendek te gaan en een proef van zijn bijzondere gave af te leggen. In den aanvang leek de séance niet te slagen. Tenslotte was het Jack, een stoere zeeman, die geleidelijk in een magneti- schen slaap viel en getrouw de opdrachten vervulde, welke de kapitein hem gelastte te doen. Daarna kwam de beurt aan den stuurman Henry; deze protesteerde hevig en toen hij eindelijk toestemde, nam hij zich voor zooveel mogelijk tegenstand te bieden. „Zie mij goed in de oogen,” zei kapitein Milton tot den robusten kerel. De anderen bleven met open mond den strijd tusschen de brute kracht en de oc culte wetenschap aanschouwen. Eerst scheen de eerste de overwinning te beha len; doch tenslotte boog de stuurman zóó plotseling op z’n stoel voorover, dat hij stellig zou zijn gevallen, als sterke handen hem niet hadden tegengehouden. „Nu zal ik trachten, u iets moeilijkers te toonen," kondigde Milton aan, „doch ik weet niet of ik zal slagen, want het is m'n eerste poging op dat gebied. Als u 't goed vindt, kapitein, wil ik probeeren hem te overtuigen, dat hij in uw plaats is en u in de zijne." „Ga je gang," riep Trent opgetogen uit. Kapitein Milton, die zich dolgraag aan dit nieuwe experiment wilde overgeven, liet het zich geen twee keer zeggen. Door eenige vlugge bewegingen langs gelaat en armen haalde hij den stuurman uit den staat van verdooving, waarin hij was ge komen en keek hem strak aan. „Gij zijt kapitein Trent, de baas dezen schoener," zei hij met nadruk. „Ja, ja,” beaamde de stuurman ernstig. „En die man," vervolgde Milton, terwijl hij zijn hand op den schouder van den ka pitein legde, „die man is uw stuurman Henry." „Ja, ja," stemde de stuurman met een zucht toe. „Welnu, neem dan het bevel over het schip," gelastte Milton en ging heel, vol daan op een in de nabijheid staanden hou ten koffer zitten, in afwachting van het geen er gebeuren zou. De stuurman richtte zich op in zijn stoel en keek met een autoritairen blik om zich heen. Henry," zei hij tot den kapitein, terwijl hij handig diens stem nabootste. „Kapitein," antwoordde Trent gehoor zaam. „Vanavond wacht ik een vriend aan boord; breng wat whisky in mijn salon.” „Goed kapitein,” sprak Trent, die ple zier in de zaak kreeg. „Maak de flesch niet te vol," vervolgde de stuurman, „want hij is een echte drin kebroer." „Nooit heb ik zooiets gezegd,” stotterde de gastheer verlegen aan het oor van den magnetiseur. „Dat weet ik wel," stelde deze hem ge rust. Gedurende de stilte, die volgde, nam Henry de flesch whisky, die op de tafel stond, schonk zich een glas ïn en dronk als een kenner. Zeer voldaan smakte hij met zijn tong; doch toen hij zag, hoe de man nen onderdrukt lachten, richtte hij zich tot hen en deed alsof hij zich pas voor 't eerst van hun aanwezigheid bewust werd. „Wat doen jelui hier?" „Niets kapitein; wij dachten, dat. „Verdwijn oogenblikkelijk!" „Blijf waar ge zijt!" sprak kapitein Trent. „Henry!” bootste de stuurman zijn su perieur na. „Maak hem wakker, Milton; het is nu genoeg!" Milton ging voor den stuurman staan en zag hem opnieuw heel strak aan; maar deze keek uiterst verbaasd. „Wat moet ge van taal. Milton fixeerde hem voortdurend, klapte in zijn handen en blies hem krachtig in 't gezicht. Toen uitte de stuurman een woedenden kreet, nam den man vóór hem bij het mid del en smeet hem op den grond. Hij duwde zijn knie tegen diens maag en kneep hem bij de keel, als wilde hij hem smoren. „Help!” schreeuwde de ongelukkige. „Waarom maak je hem dan niet wak ker?" vroeg de kapitein, die zich hoe lan ger hoe meer opwond, ,,'t Is nu genoeg!" „Maar help dan toch; ik stik; hij ver moordt me!” De kapitein kwam zijn vriend te hulp, doch Henry, een kolos van een vent, duw de hem terug tegen het beschot, zoodat ook hij machteloos was. Toen liet hij vol daan over zichzelf den armen Mil ton los. „Maak hem toch wakker!" hijgde Trent, die bijna stikte. „Ik heb mijn macht over hem verloren," antwoordde de magnetiseur opkrabbelend. „Ik weet, dat iets dergelijks meer voor komt. Ik kan er niets meer aan doen!" De kapitein antwoordde hem in een stortvloed van vloeken. De stuurman ge bood nu de bemanning naar boven te gaan en volgde hen tot op de voorplecht. „Je hebt ons in een leelijk parket ge bracht,” riep Trent verontwaardigd uit. „Wil je hem wakker maken; ja of nee?" „Ik zeg je nogmaals, dat ik machteloos ben. Wacht rustig af; het zal voorbijgaan. Op het oogenblik verkeert hij onder den indruk der illusie, welke ik hem heb gege ven; maar vroeg of laat gaat dat over. Alléén wat er ook gebeurt spreek hem in géén geval tegen." „Hem niet tegenspreken? Is dat alles, wat je weet? En je bent nog zoo brutaal te beweren, dat je wat van hypnotisme afweet?" „Nu, ik heb je er toch al eenige staaltjes van laten zien? Maar toen ik aan boord kwam was ik vol electriciteit en die is ge heel in hem overgegaan. Ik gevoel me nu ook zeer afgemat!" „En wat moet er nu met mij gebeuren?” vroeg Trent. „Wel, tot een -!• „i: - i ESKIMO’S VOOR HUN UIT RENDIERVEL GEMAAKTE ZOMERHUT. •7 t o- 5 Om

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 6