i
HET SPOOK IN
DE HERBERG.
iii
k
„Ik wil
een eerlijk onderzoek met betrekking tot het
verhaal, dat hier de ronde doet over de Ge-
Kerels als jullie zijn
geesten! Daarom heb ik
twee zeelui geadverteerd ten einde
de
geesten gezien dan alle menschen
DE NIEUWE BRUG AAN DEN POELENDAALSCHEN SINGEL TE MIDDELBURG.
jullie verlang," zei hij,
nadat hij zich bekend had gemaakt.
hij daar beter voor kun-
een paar zeelui! Heel veel
enkele dagen de haven
Noordbaai.
een badplaats
den waard
een kamer
een schit-
vreemde
blindeerde Herberg,
zeker niet bang voor
ook om
het zaakje op te knappen. En ik geloof wel,
dat ik het met jullie getroffen heb."
Hij riep den kellner. Kapitein Rod en zijn
stuurman De Bruin gaven te kennen, wat ze
wilden drinken. Het waren twee groote, stoere
kerels; de kapitein kalm, zakelijk, zijn kame
raad ruw en een en al actie.
„Geesten!" riep de laatste uit, toen de kell
ner was verdwenen. „Geesten! Ik heb meer
van Noord-
t
baai bij elkaar. Ik heb ze wel met elkaar
zien bakkeleien. Doodgedrukt in mijn armen
heb ik ze. In Baltimore is het me eens ge
beurd, dat.
Met een gebaar van zijn hand legde de ka
pitein hem het zwijgen op.
Brugel glimlachte. „De geschiedenis is heel
eenvoudig," vervolgde hij. „Op een meter of
Acht, negen honderd hier vandaan aan den
weg naar Roodaarde is een óude herberg, die
hiér algemeen bekend is onder den naam van
de Geblindeerde Herberg. In geen jaren is
er iemand geweest.
Ze zeggen, dat het er spookt. Dat wilde ik
nu eens onderzocht hebben door lui, die niet
bevooroordeeld zijn door de verhalen, die hier
verteld worden. Jullie zijn vreemd. Uitste
kend. De menschen hier zouden er natuurlijk
voor geen geld van de wereld ingaan. Ik heb
het voornemen er een nieuw hotel te zetten,
en ik wil niet, dat de inwoners het een slech
ten naam geven. Ik weet, dat de heele geschie
denis humbug is. Luister!"
Hij wachtte even, omdat de kellner terug
kwam en ging toen verder:
„Dit is, wat ze er ongeveer van vertellen.
De geest is een oude man, een onschadelijke
ouwe sok, die nu bijna twee maal zoo oud
moet zijn als toen hij stierf. Hij was de eige
naar van de herberg. Jaren geleden werd de
haven hier druk bezocht door smokkelaars.
Op zekeren avond werden zij gesnapt en een
paar van hen gevangengenomen. De oude
man werd beschuldigd hen verraden te heb
benhet waren bezoekers van zijn herberg
en daarom wilden de ontkomen leden van
de bende hun makkers wreken. Ze staken
een rood-gloeienden pook dwars door zijn
hart.... .Den volgenden morgen vonden ze
hem op den grond in de gelagkamer liggen.
En alle blinden waren voor de ramen gezet.
Later moeten er nog heel wat zonderlinge
dingen zijn gebeurd en de blinden zijn nooit
meer van de ramen af geweest."
Toen Brugel even zweeg, keek de kapitein
zijn maat beteekenisvol aan.
„Verder! Vertel verder!" drong De Bruin.
„Nou, als jullie nu met zijn beiden van-
nacht naar de herberg gaan, moet je goed
achtslaan op alles wat je ziet en het me mor
genochtend vertellen. Door een raam aan den
achterkant kunnen jullie er in komen. Ik moet
je zeggen, dat het huis nog gemeubileerd is,
ofschoon alles in een slechten staat verkeert
Maar dat kan je toch zeker niet schelen, is
het wel? Jullie behoeven er niet vóór een uur
of elf heen te gaan. Morgenochtend verwacht
ik jullie dan weer hier om te hooren wat je
is wedervaren.”
Brugel vertelde hun nog eenige details om
trent de ligging der vertrekken en beant
woordde de vragen, die ze hem stelden. Toen
stonden ze op.
„Nou," zei de kapitein langzaam, „ik moet
eerlijk bekennen, dat ik benieuwd ben. Ik ver
zeker u, mijnheer Brugel, dat ik van alles
nauwkeurig notitie zal nemen." Toen keek hij
zijn stuurman aan. „Wat zeg jij er van, De
Bruin?”
De stuurman mompelde: „We zullen dien
ouden heer bij u brengen, mijnheer. En als er
een truc achter zit, dan krijgt er iemand van
nacht een muilpeer, die hem lang zal heugen.
Laten we nou maar gaan, kapitein!”
Hij nam zijn vriend bij den arm en trok hem
mee naar buiten. Brugel keek hen geamuseerd
na, toen ze met hun tweeën de straat doorlie
pen. Toen vertelde hij lachend tegen den
waard: „Het spook wordt vannacht gearres
teerd," en hij wees naar de beide robuste
zeelui, die nog in de straat zichtbaar waren
Heimelijk had hij echter nog de meeste pret,
omdat hij de twee zeelieden een verhaal had
opgedischt, dat hij geheel uit zijn duim had
gezogen. Er was bij het „spookverhaal'
De waard glimlachte. Het nieuwe hotel,
waar Brugel het over had, was een.krank
zinnigengesticht Hij vond het echter beter om
hem dit niet te zeggen. Hij was de eenige in
heel Noordbaai, wien een nieuw hotel niet
onwelkom zou zijn geweest. Om de praatjes,
die er verteld werden, gaf hij geen zier en hij
begreep, dat een nieuw hotel menschen zou
trekken, waar hij natuurlijk als café-houder
ook zijn voordeel van zou hebben. Waarom
zou hij dus een spaak in zijn eigen wiel ste
ken? Misschien zou zijn gast het geen pret
tig idee vinden, dat er vlak in de buurt een
krankzinnigengesticht was gekomen.
In het eerst schonk Brugel niet veel aan
dacht aan de verhaden, die de waard hem
vertelde over de Geblindeerde Herberg. Maar
na verloop van een paar dagen kwamen hem
meer staaltjes ter oore en hij merkte, dat de
gansche bevolking er vast van overtuigd was,
dat het er spookte.
Toen kreeg hij op 'n goeden dag
terenden inval. Hij zou een paar
menschen vragen, het geval voor hem te wil
len onderzoeken, menschen, die niets van
geschiedenis van de Geblindeerde Herberg
af wisten! En wie zou
nen gebruiken dan
schepen deden voor
van Noordbaai aan. Er zouden zeker wel twee
zeelui zijn te vinden, die blij zouden zijn, als
ze een geel briefje konden verdienen. Zoo zou
er aan het geklets in het dorp een eind
komen!
Maar al te graag streek het plaatselijk
dagblad het bedrag van een advertentie op
Den volgenden dag reeds glimlachte Brugel
vergenoegd, toen er twee visscherslieden met
gebruinde koppen in zijn kamer gelaten
werden.
„Dit is, wat ik van
I 'oen John Brugel den brief van den no-
taris had gelezen, waarin deze hem
mededeelde, dat zijn overleden oom
hem de Geblindeerde Herberg had nagelaten,
had hij geglimlacht. „Net iets voor Josua,'
mompelde hij. „Het is zeker een soort van
afscheidsgrap van hem geweest." En hij stelde
zich in gedachten voor, hoe de geest van den
ouden gierigaard zou grinniken van pret, als
hij bezit van zijn eigendom nam....
En toch zou hij het doen, besloot hij zijn
overdenkingen. Wel is waar was het huis erg
verwaarloosd, maar het was even waar, dat
het op een zeer gunstig punt was gelegen, van
waar men een schitterend uitzicht had over de
heele haven van Noordbaai. En Noordbaai
was hard op weg een badplaats van belang te
worden.
Om de Geblindeerde Herberg te verbou
wen, zou veel geld noodig zijn, maar louter
en alleen om den ouden Josua te treiteren,
zou hij toch zooveel mogelijk profijt van de
erfenis zien te trekken.
Toen John Brugel een paar weken later
eens een kijkje ging nemen in Noordbaai, be
koelde zijn enthousiasme toch wel eenigszins.
Het was bijna tien jaar geleden sinds hij er
voor het laatst was geweest en hij de Geblin
deerde Herberg had gezien. Er was maar heel
weinig aan veranderd; maar in de houding
van de bevolking was een zeer groote veran
dering gekomen, nu hij de eigenaar gewor
den was.
Aannemers haalden hun schouders op, als
hij hun vroeg plannen voor een verbouwing
te willen maken. In spijt van de belofte, dat
hij hun in de toekomst met zijn klandizie zou
begunstigen, hielden de winkeliers zich alle
maal van den domme. Het plaatselijk dagblad
publiceerde zelfs een bijkans humoristisch ar
tikel over het verbouwingsplan.
Brugel wist niet, dat de bevolking van
Noordbaai als het ware doortrokken was van
bijgeloof, dat het om zoo te zeggen hun twee
de natuur was. Daarom luisterde hij lichtelijk
geamuseerd naar de verhalen van
uit het café „Het Anker", waar hij
had genomen.
„Het spookt er zeker, niet?" vroeg hij
lachend. „Nou, dan zal het het beste zijn, dat
spook te verdrijven. Noordbaai wordt gemo
derniseerd en dit zal de eerste stap zijn. De
ligging van de Geblindeerde Herberg is veel
beter dan van het nieuwe hotel, dat ze hebben
gebouwd sinds ik den laatsten keer hier was.
Het is onmogelijk, ergens een geschikter punt
te vinden."