I
I
J
HARLEKIJN EN COLOM-
BINE.
S-
Wat
voor de eigenaresse
't zelfde,” antwoordde
haar werk op te zien.
naar de kaart en naar het
„Waarom eigenlijk niet?”
vroeg ze zichzelf af. Een bal! En nog wel
in Hotel Victoria! Het zou zonde zijn, de
kaart te laten verloopen! Het was een
groote verleiding voor haar; hoewel ze
inzag, dat het heel erg
zou zijn.
Ze nam een kort besluit; ze belde het
Victoriahotel op, vertelde van haar vondst,
gaf haar naam en adres op en zei, dat zij
indien de eigenaresse zich om 9 uur niet
had gemeld zelf de kaart zou gebruiken.
Thuisgekomen van het telefoonkantoor,
leefde ze in een voortdurende spannnig;
de wijzers van de klok kropen vooruit.
Zou het dan nooit negen uur worden? Ze
was rusteloos, kon niet lezen en niet stil
zitten. Eindelijk half negen werd er
gebeld. Stellig de eigenaresse der kaart.
Maar neen't was de krantenjongen, die
kwam wenschen. Overgelukkig gaf Mona
hem een gulden.
Bij den eersten slag van negen nam ze
het koffertje en verdween ermede in haar
slaapkamer. Een kwartier later was een
liefelijke Colombine in een taxi op weg
naar het Hotel Victoria.
De portier zei haar, dat er geen vraag
naar het verloren biljet en het costuum
was gedaan. Ze trad dus gerust naar bin
nen, hoewel de mogelijkheid bestond, dat
ze daar nog voor moeilijkheden zou ko
men te staan. En misschien zou een heer
met smart op zijn Colombine wachten.
In de danszaal heerschte een vroolijke
stemming; ze zag er wel een dozijn Colom-
binés, een Asschepoester, pierrots, pier
redes, clowns en wat al niet meer.
Eén harlekijn scheen zich bijzonder voor
haar te interesseeren; hij kwam naar haar
toe; had hij een andere Colombine ver
wacht? Misschien
„Juffrouw Hovers!" riep hij uit.
aardig, u hier te zien.”
Neen maar! dat was de jonge mijnheer
Pórter! Van verbazing kon Mona niets
zeggen. Hij was wel de laatste, dien zij op
een gecostumeerd bal in Victoria ver
wachtte te zien. Ze kon zich hem slechts
voorstellen, gebogen over saaie wetboe
ken en daarin studeerend.
„Mijnheer Porter!"
„Stil," lachte hij. „Vergeet een oogen-
blik de zaken; laat het voor vanavond Co
lombine en Harlekijn zijn.”
„Best," stemde ze lachend toe.
En dat was de man, dien zij steeds voor
een stijven, drogen geleerde had versle
ten! Hoe was 't mogelijk!
„Dat is dus in orde," sprak hij verder.
„Heeft u een cavalier hier?"
„Neen; ik ben geheel alleen."
„Prachtig; ik ook. Dus 't is Colombine
en Harlekijn voor den héélen verderen
avond. Kom mee, Colombine."
En hij trok haar mee in den kring der
dansende paren. Het was een avond vol
genot voor Mona;haar lief gezichtje straal
de van vreugd. Voor 't souper had Harle
kijn zich van een tafeltje voor twee per
sonen, dat achter een breeden pilaar ver
scholen stond, meester gemaakt. Ze gingen
tegenover elkaar zitten.
„Vind je het prettig, Colombine?"
„Heerlijk, Harlekijn, 't Is alles zoo mooi
en wonderlijk, dat ik moeite heb, te geloo-
ven, dat ik niet droom en straks in m'n
eenzame kamer zal wakker worden. Het
lijkt een sprookje.”
(Een Kerstverhaal).
et was al over vijven toen Bernard
J Willing met nog meer lawaai dan an
ders het kleine kantoor binnentrad,
waar Mona aan haar schrijfmachine zat.
„Ik moet me haasten om den trein nog
te halen,” zei hij met z'n gewonen hoffe-
lijken glimlach. „Goeden dag, hoor! Pret
tige Kerstmis!”
„Ik wensch u
Mona, zonder van
Toen de deur achter hem dichtviel, trok
ze verachtelijk haar neusje op. Vervelen
de vent, die zich heel wat verbeeldde! Ze
mocht hem niet. Hij was, evenals zij, be
diende op het advokatenkantoor der firma
Tranning en Porter maar hij voelde zich
erg en meende zich tegenover haar alles
te mogen veroorloven.
Mona had geen reden om zich op het
kerstfeest te verheugen; doch in elk geval
zou ze enkele dagen van de flauwe aardig
heden van Willing bevrijd zijn en dat was
heel wat.
Een kwartier later kreeg ze weer be
zoek; ditmaal was het Jack Porter, de
jongste deelgenoot der firma.
„Ik kom u een prettige Kerstmis wen
schen, juffrouw Hovers," zei hij ernstig en
beleefd als altijd.
„Dank u wel, mijnheer," sprak Mona
en drukte de haar toegestoken hand. „Ik
wensch u 't zelfde."
De jongste firmant was een heel ander
slag man dan de zoo juist vertrokken
klerk. In de eerste plaats zag hij er veel
knapper uit. Maar wat deed dat er eigen
lijk toe, peinsde Mona; ze had met hem
zoo goed als niet te maken, daar zij de
privé-secretaresse van zijn oom, den ouden
heer Porter, was. De neef was een hoogst
bekwaam advocaat; hij nam echter nooit
notitie van haar en scheen alleen voor de
zaak te leven. Stellig besteedde hij al zijn
vrijen tijd aan het bestudeeren van saaie
wetboeken.
Nadat Jack Porter was heengegaan,
maakte ook Mona aanstalten tot vertrek;
ze trok haar mantel aan, zette haar hoed
op, nam haar valiesje en sloot de deur,
’t Was druk op straat, 't Was Kerstavond
en ieder was vroolijk gestemd. Mona
haastte zich niet; niemand wachtte haar
in haar eenzame woning. Voor haar zou
het geen prettige Kerstmis worden! Inte
gendeel! Met een paar vriendinnen deelde
ze een kleine flat, maar dezen brachten de
Kerstdagen bij familie buiten door en zij
had de woning geheel voor haar zelf. Geen
aanlokkelijk vooruitzicht!
Toen ze thuiskwam, zette ze haar kof
fertje in de gang en maakte in de keuken
haar eenvoudig maal gereed. Daarna wil
de zij het boek, dat zij in haar tasch ge
borgen had, eruit halen en kwam met
schrik tot de ontdekking, dat ze een ver
keerde tasch had medegenomen. Ze leek
als twee druppels water op de hare en er
stonden eveneens de letters M. H. op.
Waar was de hare gebleven en hoe kwam
ze aan deze vreemde tasch? Was het in
de lift gebeurd of op de bus?
Ze besloot de tasch te openen; mogelijk
zou ze dan den naam van den eigenaar te
weten komen. Klak! deed het slot. Het
eerste, wat ze zag, was een entréekaart
voor het gecostumeerd bal in Hotel Vic
toria. En onder de kaart lag een aardig
costuum voor een Colombine. Maar niets
wees er op, aan wie de tasch met inhoud
behoorde.
Mona staarde
mooie toiletje.
A
DE HEILIGE FAMILIE. Naar de schilderij van Murillo.
£30
i
1