Si 1 HUMOR. r 1 TOEN IK VROEG OP MOEST. van mannen jongmensch, dat TEXELSCHE VISSCHERSSCHUITEN IN WINTERSLAAP. L’ ze ner- ons de „O neen, ik ben nooit bang dat mijn man te veel aandacht aan andere vrouwen zal schen ken! Hij is gewoon krankzinnig verliefd op mij. „Jawel, maar stel je eens voor, dat hij een helder oogenblik kreeg?" I I I I K ken, maar ze stond erop dat het zou ge beuren, zooals ze had bedacht. We togen naar de keuken en vingen met den arbeid aan. Het water kookte spoedig en terwijl mijn vrouw zou theezetten, wil de ik alvast het kokende vocht in een kruik schenken.... Ja, dat wilde ik, maar de een of andere kwade geest wilde het niet, verzette er zich tegende kruik sprong.... en ik brandde mijn vingers. Daar er geen andere was, moest het warme scheerwater dus van het program ma worden geschrapt.... Wat niet zoo erg was, zooals ik tegen mijn vrouw zei. Er zou echter meer geschrapt moeten worden, want ook de thermosflesch bleek den draak met onze plannen te willen ste ken. Toen het meisje haar den laatsten keer, dat ze gebruikt was, had schoonge maakt, had zij blijkbaar de kurk en het be kertje zóó goed opgeborgen, dat gens meer te vinden waren. Aangezien daghitje in een heel ander gedeelte van stad woont en zij op dit uur van den avond zeker al naar bed zou zijn, en het ook geen zin heeft, thee te willen warm houden in een ongesloten thermosflesch, moest ook dit geurige vocht van het programma ver dwijnen. Zoowel tot ergernis van mijn vrouw als van mij Restten dus de boterhammetjes. Geen macht ter wereld kon er zich blijkbaar tegen verzetten, dat die werden klaarge maakt, want anders had het stellig wel ge beurd.... Nu stonden ze een uur nadat we aan de toebereidselen ,voor morgen ochtend' begonnen waren, kant en klaar in het buffet. Daar er nu niets meer te doen viel, gingen we naar bed, waar ik door het voor uitzicht vroeg op te moeten, eerst nog een half uur lag te martelen eer ik in slaap raakte.En dat, terwijl het door al die beslommeringen toch al later was gewor den dan gewoonlijk. Enfin.eindelijk sliep ik dan toch in, en.... we hebben heerlijk geslapen tot Een dokter raakte in gesprek met een Ame rikaan. „Ik kom van Detroit," zei de Amerikaan. „O, daar maken ze toch auto's, is het niet?" vroeg de dokter. „Jawel, maar ze maken er nog iets anders ook," antwoordde de ander. „Dat weet ik wel," zei de dokter, doelend op de slechte auto’s, „ik heb er al eens inge zeten!" den volgenden morgen acht uur, den ge wonen tijd, waarop het daghitje ons pleegt te doen wakker schrikken door haar bel- len-alsof-er-brand-is. Door al die voorbereidingen voor den volgenden morgen, waarop ik zoo vroeg zou moeten opstaan, hadden we namelijk vergeten.den wekker op te winden! Ze hadden het over de waarde en vrouwen op zakengebied. „In ieder geval," zei het aardige meisje, „heb ik nog nooit gehoord, dat een vrouwe lijke bediende er met het geld van haar pa troon vandoor is gegaan!" „Dat is waar," zei de jongeman, „zooiets hoor je nooit, omdat ze den patroon meene men als ze het doen!" [k weet niet, of u óók zoo dol op uw bed 1 is? Wat mij betreft, ik vind, dat de eenige uitvinder, die werkelijk een standbeeld verdiend heeft, de man is, die het bed uitvond. En die heeft er nu juist geen! Wat voor de juistheid van mijn stel ling pleit, want u kent toch evenals ik het spreekwoord van het paard en den haver, nietwaar? Nu dan: ik houd van mijn bed, zoozeer zelfs, dat ik het des morgens niet dan met een immens gevoel van leedwezen het ver driet van een scheiding kan aandoen. „Een mensch moet nu eemaal maar een zacht hart hebben,” verklaarde onze werkvrouw vroeger altijd. Waar ik haar volkomen ge lijk in geef, vooral in verband met mijn zalige sponde. Na deze bekentenis die ik trouwens zonder eenige schaamte doe, want heeft niet ieder sterveling zijn hobby, en is de mijne niet van zeer onschuldigen aard? na deze bekentenis dan, zult u kunnen be grijpen, dat ik met zeer gemengde gevoe lens op zekeren avond aan mijn vrouw de mededeeling deed, dat ik den volgenden morgen beslist, maar dan ook héél beslist om half zes moest opstaan. Natuurlijk deed ik al mijn best mij goed te houden: voor je vrouw moet je altijd je zwakke zijde verbergen; indien iemand, is zij in staat, neen er voor aangelegd, om er mis bruik van te maken. Ze keek me op mijn mededeeling ver baasd aan. „M-moet je wérkelijk zoo vroeg, op?” vroeg ze toen. Blijkbaar dacht ze nog, dat ik met zulke dingen den gek zou steken! „Ja,” zei ik, en met een zelfbeheer- sching, waaraan ik nu nog met trots terug denk, liet ik erop volgen: „Het is echter niets erg. Dat ik zonder noodzaak nooit vroeg opsta, bewijst nog niet, dat ik er tegenop zie het te doen, wanneer het moet." Mijn vrouw raakte in mijn netten ver strikt. „Neen," zei ze, hoewel wat aarzelend, „maar hoe kom je aan scheerwater, aan je ontbijt, aan thee en.... Of moet ik óók vroeg. „Neen, blijf jij maar liggen. Ik red me zelf wel. Ik scheer me met koud water; een ontbijt heh ik zoo vroeg niet noodig en als je een glas melk voor me neerzet, zal ik, als ik morgenochtend de deur achter me dichttrek, je dankbaar gedenken voor je zorgzaamheid. „Maar je moet toch wat warms heb ben!” beweerde ze. „Het is 's morgens al zoo koud en op je kantoor krijg je den heelen dag ook geen thee of koffie.Ik weet wat," viel ze toen zichzelf in de rede „ik zal nu thee voor je zetten en in een thermosflesch doen. Dan blijft het warm en heb je het morgenochtend maar in te schenken. En scheerwater doe ik in een kruik met drie of vier kousen er over heen, dan blijft het ook wel warmEn boterhammen snijd ik nu nog even voor je---" Is mijn vrouw geen juweel? Ik protes teerde natuurlijk, omdat ze op den laten avond nog zooveel zou moeten in orde ma- Het gebeurde in het circus. De leeuwen- temster bukte zich naar den leeuw over en deze hapte een klontje suiker weg, dat zij tusschen haar lippen hield. „Dat doe ik ook," riep een op een der eerste rijen zat. „Wat? U?" vroeg de leeuwentemster ver- baasd. „Natuurlijk," was het antwoord, „net zoo goed als die leeuw!”

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 12