WM'
I
i
I
PW.
'/WJ
ïWi
mi
F’
h
FW w
ij
F
4 4/^
V
®Ts'l
'1
gastvrouw: „Maar mijn waarde, heb je nu je
nAMirAhrarht
man
'S
A Is we in het vervolg eens zoo onze lidschappen naar
huis brachten.
Verstrooide damt (een stuk speelgoed Koopend en op den
staart van haar hondje trappend): „Neen, zooiets niet,
juffrouw. Niet iets wat zoo vreeselijk hard schreeuwt!”
■>Zx
Z* equilibrist schaakt zijn verloofde.
De
niet meegebracht?’
De gast: „Ach, neen, dat heb ik heelemaal vergeten
En ik had nog wel een knoop in mijn zakdoek gelegd
van jullie mijn uitgestoken hand
=>----> ----- - wel
De teergevoelige slang wilde juist het meisje in haar
beenen bijten, toen ze de schoenen van slangenleer ont
dekte en de huid van haar moeder herkende, waardoor
ze in tranen uitbarste.
Bedelaar: „Heeft u niet een paar afgedragen schoenen
voor mij?”
Mevrouw: „Maar je hebt nog een paar goede schoenen
aan, man!”
Bedelaar: „Dat weet ik. mevrouw, maar die maken het
me juist zoo moelijk mijn bedrijf uit te oefenen
I I
De „heldhaftige" redder: „Ik zal dien boom stevig vast
houden. Laat nu een Jnllio
grijpen en zoo vervolgens, dan kunnen we hem
redden
De nieuwe huurder (vleiend): „U schijnt een zeer be
schaafde dame te zijn!”
De hospita: „Indien u geregeld betaalt, ja. maar als u
overslaat kan ik zeer onbeschaafd zjjn!”
i y 3» 1 j
EmaH
,FAftU
Mooa maakt nndmgryk.
1? 'm