’1 I HET GEHEIM VAN HET GELE HUIS 1 (VRIJ NAAR HET ENGELSCH) door FIOR J.A DALISO 4 Korte inhoud van het voorafgegane of r sprak Tubbs hem aan. I „Dat wel mr. voor de kleeren mr. Beddoes begrijp ik het,” antwoordde om op mijn vraag voor de kleeren van John Franklin is gearresteerd, verdacht zijn oom. bij wien hij in woonde, vermoord te hebben. Zijn vrienden Tubbs en Brown gaan naar hem toe om hem te helpen en den gehetmzinnigen moord te ontrafelen. John vertelt hun. dat zijn oom vroeger nogal een avon tuurlijk leven had geleid en dat hij soms nogal eens on hebbelijk was tegen personen uit zijn omgeving. Met John was hij echter altijd goed, en ook na hun ruzie onder het'diner waren zij des avonds weer goede vrienden ge worden. Voorts vertelt John, dat zijn oom lijdende was aan een soort indigestie en dat hij daarvoor onder be handeling was van dokter Sgaar. Deze was echter kort geleden vertrokken en nu behandelde een anderen dokter hem. Terwijl zijn oom in Johns armen overleed, zei hij met een gebroken stembe sigarenbe sigaren!” Hoewel John dit duidelijk meent gehoord te hebben, ge looft hij soms achteraf, dat zijn oom „Segaar! Segaar!” heeft geroepen. Indertijd heeft zijn oom kwestie gehad met iemand die Segaar heette, en deze had gezworen zich op Johns oom te wreken, al moest hij er ook de heele wereld voor afreizen. John twijfelt daarom of zijn oom „De Sigaren of ..Segaar!’’ heeft gezegd. Hij heeft van zijn twijfel aan de politie geen mededeeling gedaan, daar hij overtuigd was, dat zij het toch een verzinsel van hem zou vinden. Tubbs en Brown gaan nu naar het Gele Huis, waar Tubbs een diepgaand onderzoek instelt. Hij ontmoet er inspecteur Baxter van Scotland Yard, die ook een onder zoek komt instellen. Van Baxter hooren zij. dat men in het moeras een paar schoenen van John heeft gevonden. Daar ze echter nat waren, moeten ze er na den moord ge bracht zijn, daar het voor den moord niet meer heeft ge regend. Op Johns andere schoenen treft men echter geen sporen van vocht aan. zoodat men niet begrijpt hoe hij die schoenen daar gebracht heeft. De meid zegt, dat zij om ongeveer drie uur des nachts iemand van de gestalte van Mr. Beddoes om het huis heeft zien sluipen. Tubss constateert, dat Mr. Beddoes is gedood door een slag met een vuist met een ring eraan. 1 ij boog zich over mr. Beddoes heen en keek lang en aandachtig. Ik zag hoe zijn blikken langs de schouders, armen en borst van het slachtoffer gingen. Plotseling richtte hij zich op en bleef diep nadenkend staan. Het leek wel, alsof hij zich tot een sprong gereed maakte. Even later boog hij zich weer voorover en nam voorzichtig tus- duim iets van den kraag den doode, dat hij van zijn gouden me glimlachend „0, juist, nu I Tubs vriendelijk. „Maar terug te komen: zorg jij mr. Beddoes?" „Ja, mijnheer. Maar ook van mr. John, mijnheer.” „Ik geloof, dat de smoking, die aan heeft, nogal stoffig is!" De oude man kleurde. „Ja, mijnheer, ik had hem graag willen afborstelen voordat ze mijnheer naar boven brachten, maar ik mocht nergens meer aankomen. Ze zag er vreeselijk uit. Ze zat heelemaal onder de sigarenasch. Maar toen hij ze vóór het diner aantrok, zag ze er netjes uit. Mr. Beddoes dineerde steeds in smoking en lette er altijd zorgvuldig op, of ze’wel goed geborsteld was." „Droeg mr. Beddoes altijd een smoking aan het diner, zei je?" „Ja, mijnheer.” „Heeft hij er meer dan een?" „Op het oogenblik niet, mijnheer, maar er is er een in de maak!" „En je borstelt de smoking natuurlijk iederen dag af?" Er verscheen een trek van verontwaardi ging op het gezicht van Blake. Tubbs haastte zich daarom, zijn bedoeling nader te ver klaren. „Ik vraag het alleen maar om zekerheid te hebben, begrijp je?” zei hij. „Ik twijfel geen oogenblik aan je goede zorgen. Vertel me eens: was je even netjes op de schoenen van de heeren als op hun kleeren? Ik veronder stel, dat die ook aan je zorgen waren toe vertrouwd?" „O ja, mijnheer. Ik deed de schoenen altijd zelf." „Er staan er heel wat in dat kastje in de hall. Is dat de speciale schoenenbergplaats?" Blake glimlachte. nu niet precies, mijnheer/ maar zoo- Beddoes als mr. John hebben daar altijd schoenen staan voor direct gebruik. Ze loopen nogal eens in en uit en brengen dan flink wat modder mee. Daarom trekken ze hun schoenen altijd in de hall uit en zetten ze in het kastje, waar dan steeds andere paren gepoetst voor hen gereed staan. Het is mijn taak te zorgen, dat er altijd voldoende schoe nen in voorraad zijn en dat de natte gedroogd worden." „Ik heb gehoord, dat ze een paar schoenen van mr. John in het moeras gevonden hebben. Dat is wel zonderling, niet?” Het gezicht van Blake veranderde opeens: het leek wel, alsof er een uitdrukking van groote vrees op verscheen. „Wanneer heb je die schoenen gemist, Blake?" vroeg Tubbs. „Ik heb ze niet gemist, mijnheer. Ik had ze nooit eerder gezien. Vandaag kwamen ze er hier mee in huis en vroegen of er nog een ander paar natte schoenen was. Maar er wa ren geen natte schoenen, mijnheergeen enkel paar.” „Stond er ook geen paar schoenen van een ander in het kastje?" Tubbs keek den ouden man scherp aan en deze aarzelde. Toen legde Tubbs zijn handen op de schouders van Blake. „Hoor eens, Blake," zei hij terwijl, „begrijp dit goed: ik doe mijn best om mr. John vrij te krijgen. Wij weten, dat hij geen schuld aan den moord heeft en alles, wat je ons kunt vertellen, zal in zijn voordeel zijn!" Blake’s mondhoeken trilden verraderlijk. „Ik houd zooveel van hem als van een eigen kind, als ik het zoo eens zeggen mag, mijnheer,” zei hij met tranen in de oogen. Tubbs sloeg hem vriendschappelijk op den schouder. „Ik weet het, kerel," antwoordde hij. „Ver tel dus maar gerust alles, wat je bekend is." „Nu dan mijnheer, er was inderdaad een paar schoenen. Vreemde schoenen mijnheer. Ze stonden in het kastje, naast de schoenen van mr. Beddoes en mr. John. Ik zag ze di rect, toen ik het kastje opendeed. Ze waren een maat grooter dan die van mr. John. Ik heb ze echter weggenomen voordat iemand ze had gezien. Ze waren niet direct nat, maar toch waren ze gedragen." Tubbs oogen verkleinden zich opnieuw en hij wierp zijn hoofd in den nek, met dezelfde zonderlinge, korte beweging, die ik mij opeens van de universiteit herinnerde. „Ik zal die schoenen noodig hebben.” zei hij. Maar toen Blake zich omdraaide om de kamer te verlaten teneinde ze te gaan halen, vervolgde hij: „Neen, niet nu; later, bedoel ik. Vertel me nu eens, Blake, heb je er ook een flauw vermoeden van, wie die verschrik kelijke misdaad kan hebben bedreven?" De bediende schudde zijn hoofd. „Niet in het minst, mijnheer," antwoordde hij. „Ik zou het werkelijk niet weten." „Ben je er stellig van overtuigd, dat er niet is ingebroken? Is er geen geld, geen zilver, niéts gestolen?" „Noch zilver, noch geld," antwoordde Blake beslist. „Mr. Beddoes betaalde bijna schen wijsvinger en van de smoking van daarna zorgvuldig in de kast horloge borg. Toen keek hij aan. Blake," zei hij terwijl. „Hè? Wat? Bedoel je denk je dat Blake hem heeft vermoord?" „Lieve hemel neen,” viel hij uit. „Ik bedoel, dat ik nu Blake wil spreken. Wil je even bellen? Daar in den hoek hangt het schelle- koord. Of neen, wacht nog even. Ik zal hem liever in de bibliotheek ondervragen.” Wij gingen naar dit vertrek en belden daar. Even later verscheen een klein, zenuwachtig mannetje. Hij droeg geen livrei, maar zijn heele manier van doen wees onmiddellijk uit, dat hij de voornaamste gedienstige in het huis was. Er ging een zekere onderdanigheid van hem uit, die om zoo te zeggen getemperd werd door een bepaalde beslistheid, een on miskenbaar bewijs, dat hij boven het andere personeel stond. „Is u Blake?" zoo „Ja, mijnheer.” „Ik zou u graag een paar dingen willen vra gen. Antwoord me alsjeblieft zoo nauwkeurig en duidelijk mogelijk." „Ja, mijnheer.” „De kleeren, die uw meester draagt. „Bedoelt u mr. Beddoes, mijnheer?” Tubbs keek den man voor hem verbaasd aan, waardoor deze begon te kleuren. „Natuurlijk mijnheer, mr. Beddoes," hak kelde Blake. „Ja, mijnheer, dat komt, ziet u, mr. Franklin.... de oude heer Franklin be doel ik, stierf toen ik bij hém butler was en toen mr. Beddoes den jongen mijnheer Franklin om zoo te zeggen adopteerde, heb ik het weten klaar te spelen, hier te ko men EEN SCHILDERACHTIG KIEKJE. Gezicht in de Visschershaven van Vlissingen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 2