I
t
antwoordde
mr.
gebruikte ge-
Ik zal hier misschien nog wel een paar uur
u
(Wordt vervolgd)
steeds met chèques. Hij had nooit geld in
huis."
„Zijn
ven-
op die schoenen
ze nu misschien
ik heb het heele huis er-
was Blake weer
en stak
goede vriend van mr. Bed-
eer we
er geen laden of kasten geopend?"
„Neen, mijnheer, niet éen. Ten minste...."
Hij aarzelde.
„Wat bedoel je met dat ,ten minste wilde
Tubbs weten.
„Wel, mijnheer, er was één bijzonderheid,
die mij is opgevallen. Niet dienzelfden nacht,
maar den volgenden morgen. Het was de kast
waarin de sigaren stonden. De deur was open
en het kistje met sigaren was verdwenen. En
ik durf er een eed op doen, dat het kistje
er den vorigen dag nog was, toen ik de kamer
in orde bracht."
Tubbs keek naar
bewerkt mahoniehout
werk hebben en kom waarschijnlijk niet voor
na den middag!"
Er stond me niets anders te doen dan toe
te stemmen.
„Wil ik je hier komen halen?" vroeg ik.
„Neen, doe dat maar liever niet. Ik houd
ervan in mijn eentje te wandelen als ik iets
heb, waarover ik wil nadenken. Nou, bon
jour!"
Hét zal ongeveer bij zessen zijn geweest,
toen hij verscheen. Ik had toen alles van Woe-
ton gezien wat er te zien was en bovendien
alle lectuur verwerkt, die het hotel, waar we
logeerden, bezat zoodat ik Tubbs met een uit
roep van vreugde ontving, toen hij zijn hoofd
om den hoek van de deur der rookkamer stak.
„Heb je ook trek?” was het eerste wat hij
vroeg.
Hij had een uitstekend diner besteld en toen
we zoo goed als aan het einde waren, ver
scheen de kellner met een boodschap.
„Ja," zei Tubbs, „het is goed. Vraag hem,
of hij met ons wil theedrinken. Het is Baxter,"
vervolgde hij tegen mij, toen de kellner de
zaal had verlaten en hij had de woorden nog
nauwelijks gezegd, of de inspecteur verscheen
reeds.
Tubhs zei hem joviaal goedenavond.
„Drink je een kop thee met ons?" vroeg hij.
Maar de inspecteur schudde zijn hoofd.
„Neen, dank u wel, mr. Tubbs," zei hij. „Ik
heb het te druk. Ik ben slechts even hier aan-
geloopen om u te vertellen, dat we den dader
hebben!"
Tubbs wendde zich verbaasd om in zijn
stoel en keek den ander verwonderd aan.
„Den dader hébben?” herhaalde hij.
„Nu ja, misschien moest ik niet zeggen, dat
we hem „hébben”,” gaf de ander toe, „maar
we weten toch, wie het is. Het is slechts een
kwestie van uren eer we hem gearresteerd
zullen hebben.”
Mijn vriend schoof zijn thee weg
een sigaret op.
„Wie is het?” vroeg hij.
„Niét mr. John Franklin,"
Baxter schertsend.
„Dat wist ik wel," zei Tubbs droog.
Baxter Glimlachte. r
„Hoe staat u met uw eigen onderzoekin-
de kast. Ze was van fraai
en klaarblijkelijk kreeg
hij hetzelfde idee als ik.
„Was er maar één kistje in?" vroeg hij.
„Ja mijnheer, want mijnheer rookte vroeger
nooit. Hij is er pas kort geleden mee begon
nen. Hij kon niet tegen rooken. Maar die si
garen had de dokter hem speciaal aanbevolen
en daarom rookte hij ze. Ze hielpen hem in
slaap komen, heeft mijnheer me eens verteld.
Gewoonlijk rookte hij er twee per dag; een
direct na de lunch en een als hij naar bed
ging"
„Een goede gewoonte,” zei Tubbs glim
lachend. „En waren de sigaren verdwenen,
zei j e
„Ja, mijnheer, en
naar afgezocht!”
„Dat is zonderling,” zei Tubbs. „Misschien
heeft mr. Beddoes ze zelf weggezet. wel
licht in een kast op zijn slaapkamer!”
Blake betwijfelde dit, dat was duidelijk aan
zijn gezicht te zien, maar hij was een te goede
bediende om aan zijn twijfel in woorden uit
drukking te geven.
„En die dokter. dat was een lange man,
hoorde ik?"
„Nu, mijnheer, ik zou hem niet lang dur
ven noemen. Hij was wel niet klein, maar
onder lang versta ik toch weer iets anders.
Hij was gewoon, zou ik zeggen. Een mager
gezicht met een rooden baard en rood haar en
aan één been lam.”
„Lam?"
„Ja, mijnheer; hij hinkte en
woonlijk een stok.”
„Hij was een
does, niet?"
„Ja, mijnheer. Mijnheer mocht hem erg
graag, en hij vond het erg jammer, dat hij
vertrok. De nieuwe dokter viel ook wel in den
geest van mr. Beddoes, maar toch niet zóó
als dokter Sgaar. Ik zou haast durven zeggen,
dat mr. Beddoes na het vertrek van dr. Sgaar
niet meer dezelfde van vroeger was. Het
kwam mij voor, dat hij veel teruggetrokkener,
stiller was.
„Ja, ja," zei Tubbs, onderwijl uit het
ster kijkend. „Om nog eens
terug te komen.... Wil je
even halen?"
„Ja, mijnheer.”
Eenige oogenblikken later
terug.
Tubbs zette de schoenen naast elkaar op de
schrijftafel en bekeek ze aandachtig. Ik ge
loof, dat hij wel vijf minuten kijken bleef.
Toen nam hij ze op, bestudeerde de zolen,
stopte zijn handen erin, hield ze op een arm
lengte van zich af en lachte daarbij geheim
zinnig.
„Schoenen zijn heel interessante dingen,”
zei hij terwijl kalm. „En dit is een heel goed
paar, nietwaar Blake, hoewel de naam van
den maker er niet instaat." Hij gaf ze weer
terug aan den huisknecht. „Dank je wel, Bla
kke. Ik geloof, dat dit voor het oogenblik alles
is. Je hebt me heel goed geholpen! Dank je
wel
Blake bleef nog even aarzelend staan.
„Neemt u me niet kwalijk, mijnheer, maar
denkt u, dat alles met mr. John in orde
komt?" vroeg hij angstig.
„0 ja, natuurlijk! Binnen een paar dagen
is hij weer terug, dat beloof ik je!"
De oogen van den ouden man begonnen te
schitteren en Tubbs keek me glimlachend aan,
toen Blake de kamer verliet.
„Een goeie, ouwe, trouwe kerel,” zei hij.
„Maar kom, nu ga ik eens in den tuin kijken,
ofschoon ik bang ben, dat die buffels van
plaatselijke politieautoriteiten den heelen boel
zullen hebben platgetrapt. Wil jij me intus-
schen het genoegen doen, terug te gaan naar
Woeton en een telegram te zenden aan Carter,
dat hij me niet binnen een dag of twee moet
terug verwachten? Ga dan op je gemak eten, gen?” vroeg hij.
„Niets definitiefs
Tubbs.
Huis en
„0, daar moet
bereikt,” antwoordde
Jk ben den heelen dag in het Gele
de omgeving geweest!”
u het niet zoeken,” ant
woordde Baxter. Hij deed erg vaderlijk, waar
schijnlijk omdat hij zich zoo zeker van zijn
overwinning wist.
„Ik heb mijn aandacht meer aan Woeton
besteed, aan de logementen enzoovoort."
„O ja?" vroeg Tubbs.
Baxter ging voort met opscheppen. „Na
tuurlijk! Mr. Franklin heeft mij namelijk ver
teld, wat zijn oom heeft gezegd, toen hij in
zijn armen stierf. En hij heeft me ook ver
klaard iets wat hij voor de politie verzwe
gen heeft dat hij niet weet, of zijn oom zei
„De sigaren!” ofSegaar!” Toen ik mr.
Franklin op dit punt nader ondervroeg, heeft
hij mij verteld, dat zijn oom indertijd door een
man bedreigd is geworden, die Segaar heette!"
Hij zweeg even en keek Tubbs triomfante
lijk aan. Deze knikte kalm en zei: „Dat
weet ik!"
„O ja?" vroeg Baxter eenigszins verbaasd
en teleurgesteld. „Wist u dit al? Heeft
Franklin het u dan ook verteld?"
„Zeker,” antwoordde Tubbs nog steeds
even rustig.
„Nu, mijnheer, dan begrijp ik niet, dat
die aanwijzing zonder meer in den wind ge
slagen hebt! Dat is jammer voor u.
OP DE MARKT TE APELDOORN. - BIJ DE „KRULSTAARTEN”.