protesteerde een I j HUMOR. I i t toe, die juffrouw Gal- vroeg hij veront- t e r t „Zijn er de officier haar moeder; ze herinnering; wist je raapte iets glin- en toonde het u er bij? Keukenmeid: „Mevrouw, wat moet ik zeg gen, als ik het eten binnenbreng: ,het eten is klaar’ of ,het diner is klaar'?” Mevrouw: „Als het zoo is als gisteren, kun je beter zeggen ,Het diner is bedorven'!" IN HET ALHAMBRA TE GRANADA. Een Arabier bij het herstellen en schoonmaken van het beeldhouwwerk, dat er uitziet als fijn filigrain. nog klachten, korporaal?” vroeg van den dag. „Jawel, luit. Wilt u dit eens proeven?” De luitenant proefde. „Nou," zei hij, met zijn tong smakkend, „die koffie smaakt werkelijk heel goed. Wat is er over te klagen?" „De kok zegt, dat het soep is, luit!” ze is verloofd! „Omdat het het eenige aandenken is, dat ik van mijn moeder heb." „Wat?” ,,'t Was haar laatste wensch, dat ik steeds haar verlovingsring zou dragen, tot tot ik er een van mezelf had." Arthur staarde haar aan; de situatie werd elk oogenblik ingewikkelder. „Dus dus begon hij; „dus zijt ge niet verloofd?” „Ik, neen; hoe komt Alfred zuchtte verlicht. „Ik wilde het slechts weten; dat is alles. Hij hield op, toen Fred op den drempel van zijn bureau verscheen. Met verwonde ring keek hij naar juffrouw Gallon en fronste de wenkbrauwen. „O; is u hier, juffrouw Gallon; wel in 't verkeerde kantoor, maar dat hindert niet. Laten we de zaak in orde maken. Heeft u me niet uitdrukkelijk verzekerd, dat u niet verloofd was?” Juffrouw Gallon keek uiterst verbaasd. „Ja, natuurlijk mijnheer." „Zoo; dus dan zult u begrijpen, dat deze onplezierige zaak geheel uw eigen schuld is, want daar u mij bedrogen heeft, wil ik van uwe diensten hier geen gebruik maken. Ik zal u een week salaris uitbetalen. Maar denk er om, jonge dame, doe zulke dingen niet weer; u zoudt er nog veel meer last door kunnen krijgen. Arthur de ring!” Hij wendde zich tot Maxwell en hield z'n hand op. Maar de zaak liep anders, dan hij verwachtte. „Een oogenblikje, Fred,” riep Arthur. „Wat?" „Een oogenblikje. Ik wil je even alleen spreken. Juffrouw Gallon wacht u hier op mij." Arthur nam den verbaasden Fred mee in diens eigen bureau en sloot zorgvuldig de deut. „Wat drommel nog toe! Hoe kom je zoo tot dat arme kind te spreken? Hoe durf je haar een leugenaarster te noemen?"' „Nu; is ze dat soms niet?” „Neen; ze is een prachtstuk; juist het meisje, dat we noodig hebben." Fred en Arthur waren echte zakenlui en den volgenden Maandag hadden zij de kwestie van juffrouw Gallon en haar ver lovingsring geheel vergeten. Heel vroeg in den morgen echter trad het mooie blonde meisje Arthur’s kantoor binnen. „Goedenmorgen,’’ begon zij; „ik wilde u eerst spreken, voordat ik naar den baas ga. Heeft u m'n ring nog gevonden?” „Uw ring? O, ja; die lag op den grond bij zijn lessenaar," mompelde Arthur, die z'n best deed, onvriendelijk te zijn. „Hier is hij." „Dank u wel; het was heel erg geweest, als ik hem had verloren." Arthur wilde haar de krachtige beschul diging, die hij voor haar schaamteloos be drog had opgemaakt, in 't gezicht slinge ren. Maar hij kon niet; hetzelfde wonder lijke gevoel, dat hij bij hun eerste ontmoe ting had gehad, kwam weer over hem. Hij glimlachte vriendelijk. „Ja; heel erg!" stemde hij toe. het eerste oogenblik, dat hij het aardige blonde meisje gezien had? Hij wist het niet. Het deed er ook niet toe. Hij was boos op zichzelf en nog meer op haar, want zij had hem overgehaald zijn chef- de-bureau te misleiden. Hij liep norsch kijkend z’n kantoor uit en trad bij Fred binnen. „Hoe kom je er Ion aan te nemen? waardigd. „Hè?" Fred keek verbaasd. „Waarom niet? Ze is de geschiktste van allen en heeft prachtige referenties." „En heb ik je niet uitdrukkelijk gezegd, geen verloofde meisjes te engageeren?" Freds verbazing steeg. „Maar ze is niet verloofd.” „Hoe weet je dat?" „Ik heb het haar, evenals den anderen, gevraagd." Arthur bukte zich en sterends van den vloer Fred. „Wat is dat?" vroeg deze. „De verlovingsring van juffrouw Gal lon,” zei Arthur sarcastisch. „Ze deed hem van haar vinger, om hem voor jou te verbergen en zonder dat ze het bemerkte, is hij uit haar handschoen gerold." „Maar ze zei me uitdrukkelijk Fred zuchtte eens. „Ik meende nogal, dat zij te vertrouwen was en ze heeft me voor den gek gehouden. Ouwe jongen, voor jou heb ik respect! Jou heeft ze tenminste niet be drogen!" Arthur kromp ineen. „Ja, maar.... in elk geval moet je haar af schrijven en den ring insluiten." Fred aarzelde: „Ik heb verzuimd haar adres te noteeren." „Ezel! En haar sollicitatiebrief!” „Dien heb ik juist met de anderen ver- brand. We zullen dus moeten wachten tot ze de volgende week komt." „Ja; iets anders zit er niet op." Arthur nam den ring, stak hem in zijn vestjeszak en verliet het kantoor, de deur met een bons dichtsmijtend. „Maar Fred. „Niets van aan; hoe kom je erbij?” „En haar verlovingsring, dien je me zelf hebt laten zien?" „O, die! Die was van draagt hem als dat niet?" „Hoe wist jij dat? En wat ben je ver anderd!" Fred bleef een en al verwondering. „Dus, ik begrijp hieruit, dat je haar het baantje laat behouden," vervolgde hij en zag Ar thur strak aan. „Ben je er heel zeker van, dat ze niet verloofd is?" „Neen; nog niet," zei Arthur droomend. „Wat bedoel je met „nog niet”?” „Wacht je tijd af," antwoordde Arthur. „Rome werd niet in één dag gebouwd." Fred schudde zijn hoofd en beschouwde Arthur met steeds groeiende verbazing. „Zeg eens eerlijk, bedoel je, dat ze spoedig verloofd zal zijn?" „Natuurlek." „Je schijnt goed op de hoogte van haar doen en laten te zijn. En met wien zal ze zich dan verloven, als ik vragen mag?” Arthur zag hem meelijdend aan. Wat waren sommige menschen toch dom! „Natuurlijk met mij!" antwoordde hij en verdween lachend in z'n privé-kantoor. 3 t i 1 i s e f

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 7