a
i
VOOR DE JEUGD
II
ma
o
Gids:
kost om
Toerist:
maar de opperlieden zijn
vlugger op geworden, zoodat het
van den jongen begonnen te
55
WIE KAN HET LANGST PRATEN?
Een aardig spelletje.
Kun je goed praten? Houd je ervan, het
geluid van je eigen stem te hooren? Ja?
Nu, dan is-dit een goed spel voor je!
Het klinkt bij de beschrijving een beetje
saai, maar het is heelemaal niet zoo. Dat
zul je trouwens wel zien, als je het gaat
spelen! Het is echter niet gemakkelijk en
heel moeilijk om het te winnen!
Er kunnen zooveel kinderen
nemen als er
Iers uitgekozen
kring
Op
beide
en.
aan deel-
willen. Er worden twee spe
en de anderen gaan in een
om hen heen staan.
een afgesproken teeken kijken de
spelers elkaar recht in de oogen
beginnen te praten. Het geeft niet,
waarover zij praten, of het zin of onzin is!
Ze kunnen een gedicht opzeggen, een stuk
proza, ze kunnen eikaars namen noemen
zoo vaak achter elkaar als ze willen, mits
ze maar blijven praten!
De eerste, die ophoudt met praten, den
ander niet meer in de oogen kijkt of lacht,
verliest het spel! Indien één naar een
woord zoekt en het is interessant te
merken, hoe moeilijk het is op sommige
oogenblikken om iets te zeggen! begin
nen de kinderen, die in een cirkel om hen
heen zitten, te tellen. Indien de speler niet
weer begonnen is te praten vóórdat zij tot
tien hebben geteld, heeft hij het verloren.
De luisteraars kunnen het nog moeilij-
ker maken door te lachen, gezichten te
trekken of op een andere manier de spe
lers aan het lachen te brengen.
,Het heeft tweeduizend jaar ge-
deze pyramiden te bouwen!"
U kimt zeggen wat u wilt,
er heusch niet
t nu mis
schien nog niet gauwer zou zijn gegaan!"
lette, dat het doek niet zoo mooi was. Maar
vader is ziek en nu moet ik het doen. Ik
kan het niet zoo goed, en nu merken de
menschen natuurlijk alles op. In het eerst
ging het nog, maar toen is die andere pop
penkast gekomen en die trekt nu alle
menschen
„Dat is erg jammer voor je!" riep Betty
uit. „Zoudenwe je niet op de een of andere
wijze kunnen helpen?”
„Ik geloof, dat ik wel iets voor je zou
kunnen doen, als je mij wilde toestaan
eens een voorstelling te geven," zei Bob.
„Ik heb vroeger ook een poppenkast ge
had en ik kon hot heel aardig, al zeg ik
het zelf!”
De oogen
schitteren.
„Er is heel wat oefening voor noodig om
Jan Klaassen en Katrijn goed te vertoo-
nen," zei hij, „maar slechter dan ik zul je
het wel niet doen. Als je het dus doen wilt,
zou ik het erg prettig vinden.”
Bob beloofde des middags te zullen
terugkomen.
Inderdaad kwam hij, en hij en Betty
hadden al hun vriendjes en vriendinnetjes
meegebracht om te komen kijken. De ver-
tooning werd een groot succes; de kinde
ren lachten dat het een aard had en toen
Betty met den hoed rond ging, haalde zij
heel wat op.
Maar Bob's voorstelling slaagde slechts
omdat ze zoo gebrekkig was. Hij boot
ste de stemmen van Jan Klaassen en
Katrijn na, maar toen hij probeerde de
poppen te laten werken, lukte dit bijna
heelemaal niet. Het hoofd en de armen van
Jan Klaassen konden niet bewegen; Ka
trijn zat in den knoop en kon haar armen
niet om Jan Klaassen zijn nek slaan, zoo
dat niemand nog ooit zoo'n vertooning had
gezien. Bob was vreeselijk teleurgesteld,
maar iedereen genoot van de pret en Betty
haalde heel wat geld op voor den armen
jongen en dat was toch maar de hoofd
zaak, nietwaar?
EEN POPPENKAST-VERTOONING.
et was kermis in het dorp en wat de
I J tweelingen het meest verlangden te
zien was de poppenkast! Zoodra zij
zich des morgens hadden aangekleed en ge
geten hadden gingen zij naar het groote
plein voor het raadhuis, waar de kramen
en tenten stonden opgeslagen.
In het eerst konden zij Jan Klaassen en
Katrijn niet eens ontdekken: er hadden
zich zooveel kinderen en ook groote
menschen voor verzameld, dat zij alleen
maar de ruggen zagen van degenen, die
voor hen stonden. Na eenige oogenblikken
slaagden zij er echter in een plaatsje
vooraan te veroveren waar zij goed kon
den zien. De vertooning was heel aardig
en grappig en zij moesten hartelijk lachen
om de malle fratsen, die de poppen uithaal
den en om de rake gezegden, die de man,
welke de poppen vertoonde, af en toe ver
kocht. De tijd vloog voorbij en het scheen
dat het maar een paar minuten had ge
duurd, toen de voorstelling voor eenigen
tijd werd onderbroken
Toen zij zich langzaam verwijderden,
bleef Betty opeens verbaasd staan.
„Kijk eens, Bob," riep ze. „Daar staat
nog een poppenkast en niemand kijkt er
naar!"
Inderdaad stond er een, maar er was
niemand, die er aandacht aan schonk, hoe
wel de voorstelling in vollen gang bleek.
Het was echter niets geen mooie poppen
kast. Ze zag er zoo vervallen uit, dat het
wel leek, alsof ze ieder oogenblik in elkaar
kon storten. Het doek was vuil en smerig
en hier en daar gescheurd.
„Laten we eens gaan kijken," stelde
Betty voor en samen wandelden zij erheen.
Ze bleven ervoor staan en luisterden. De
stem van den man, die de vertooning gaf,
klonk schril en vermoeid en de streken van
Jan Klaassen en Katrijn waren heelemaal
niet geestig.
„Dat is ook niet veel bijzonders, hoor!"
zei Bob na eenige oogenblikken.
„Het is werkelijk hopeloos,” gaf Betty
toe. „Geen wonder, dat er niemand naar
kijkt of luistert.”
Ze waren juist van plan weg te gaan,
toen de voorstelling plotseling gestopt
werd en een jongen van een jaar of veer
tien te voorschijn kwam. Hij zag er ver
moeid en hongerig uit en zijn kleeren wa
ren haveloos.
„Ik vind het erg jammer, dat jullie mijn
vertooning niet aardig vinden," zei hij
treurig. „Niemand schijnt het aardig te
vinden en ik weet niet wat ik moet begin
nen."
De tweelingen kregen medelijden met
den jongen.
„O, maar het is heusch heel aardig,
hoor," zeiden ze. „Het is alleen maar.
het décor is niet zoo mooi zie je. Dat be
derft een boel!"
„Meenen jullie dat heusch?” vroeg de
jongen gretig. „Ja, de moeilijkheid is, dat
ik geen andere décors kan koopen. Vader
vertoonde eigenlijk deze poppenkast, zie
je, en hij had er altijd heel veel succes mee.
Hij kon het zoo goed, dat niemand erop
K
HET NIEUWJAARSDINER DER DIEREN.
I