t DE OPOFFERING. dat k I' 7 R 1 antwoordde „ik zal blij zijn, als ik van m'n voorraad ver veel en Maar u trein ver- uitnoodigen bij mij te hem iets vreeselijks is overkomen. Hou je genoeg van mij, om hem voor mij te zoe ken? Vraag ik te veel van een vriend?" „Neen, Joan; als ik je gelukkig kan ma ken, door Paul terug te brengen, zal ik m'r uiterste best doen. Maar als er iets heel ergs met hem is gebeurd? Als hij eens niet meer dezelfde Paul is, dien jij hebt ge kend?” „Wat er ook met hem gebeurd is, het zal op mijn liefde voor hem geen invloed hebben." Ze stond op en reikte Dick de hand. „Geef me nog twee maanden; als je Paul niet kunt vinden of als hij na twee maan den niet is teruggekomen of geschreven heeft, dat hij zal terugkomen, trouw ik met je, en zal ik trachten hem te vergeten. Hoop is 't eenige, wat mij rest, Dick; en dat is niet gemakkelijk op te geven." „Ik wil zoolang op je wachten als jezelf verlangt, Joan. Morgen verlaat ik Dor- wood om Paul te zoeken." detective Raxby. Eveneens kwam hij alles te hooren, wat tien minuten na de ontmoe ting in een goedkoop pension in Water street tusschen hen beiden verhandeld werd. Na hun gangen te hebben nagegaan had hij namelijk in hetzelfde pension een aangrenzende kamer gehuurd. „Ach Dick, zet dat naar Huis gaan van mij toch uit je hoofd!" hoorde hij zeggen. „Ga jij terug en vergeet, dat je me ooit hebt gezien; trouw Joan en maak haar ge lukkig. Het zou wat moois zijn als je mei zoo'n exemplaar als ik ben bijJoan zoudt komen; je zoudt haar geen dienst bewij zen; integendeel désillusie en verdriet zou je brengen over het liefste meisje, dat wij kennen." „Onzin, Paul," hield Dick vol. „Joan heeft me gezonden om je te zoeken en dan bij haar te brengen en ik heb je gevonden Ik heb vertrouwen in je; ik bied je een plaats in mijn winkel aan; je kunt opnieuw beginnen en het zal je lukken. En je zult weer de zonnige Paul worden, van wien we allen zooveel hielden. Je verkeerde daden laat ie achter je; je vergeet ze en gaat ver van dit onnatuurlijk bestaan met Joan in een eigen huisje wonen en die eene fout in je leven zal als een lee- lijke nachtmerrie verdwijnen. Nogmaals zeg ik je, dat ik vertrouwen in je heb." „Hou op," schreeuwde Paul schor en be dekte zijn oogen met beide handen. „Jij kunt je dit leven niet indenken; je ziet het vuil van de wereld niet; je weet niet, wat ik allemaal heb meegemaakt. Neen; voor mij is geen terugkeer mogelijk. Ga naar Dorwood terug en zeg Joan, dat je me niet hebt kunnen vinden." „Maar Paul, ik kan tegen haar niet lie gen; ik heb je toch gevonden." „Stil, Dick, luister. Joan zond je om Paul Silverton te vinden. Je vondt: „Kid Silver", „Jimmie the Rat" of „Darkman". 1 Doe je keus uit één dier namen. Ze behoo- ren allen bii mij; Paul Silverton bestaat De politie, die in de donkere buurten van River City surveilleerde, verwonderde zich over den eenvoudigen, netgekleeden jon gen man, die daar reeds bijna twee maan den iederen nacht en vaak ook bij dag ronddoolde. Hij liep de volkskoffiehuizen en cabarets in en uit, sloeg de bezoekers nauwkeurig gade, zonder iemand toe te spreken en wachtte geduldig af. Hij moest Paul Silverton vinden en hem naar Joan terugbrengen. Eerst keken de politiedienaren hem nieuwsgierig aan; doch toen zij geen kwaad zagen in zijn doen en laten, letten zij niet meer op hem en vergaten hem; slechts detective Raxby bleef hem in 't oog houden. „Die man zoekt iemand," peinsde hij; „ik zal hem nagaan en zien, wat er ge schiedt." Ten laatste vond Dick Paul en de eenige, die van hun begroeting getuige was, was ï~\e reiziger schreef de laatste bestel- I J ling in z'n orderboekje en zag den vriendelijken jongen man, die ach ter de toonbank stond, vragend aan: „Heb je niets meer noodig, Dick?" „Neen, Mr. Drewson," Dick Hoover; slechts de helft van m'n voorraad koop; 't is hier een kleine plaats en kan men niet voor kerstgeschenken kerstboomversieringen missen, heeft nog veel tijd voordat uw trekt; mag ik u lunchen?” „Graag, Dick. Woon je nog steeds alleen in de kamer achter den winkel? Waarom trouw je niet, jongen? Dat een zame leven deugt niet voor je. Zeg, her inner je je Paul Silverton nog, die drie jaar geleden hier klerk aan de bank was en van wien we sedert nooit meer hoor den? Nu, ik zag hem verleden week in River City.' „Heeft u Paul gezien?” vroeg Dick ver- bleekend. „Ja; niet alleen gezien, doch ook gespro ken; ik ontmoette hem 's avonds in Wa terstreet, een ongunstig stadsgedeelte; hij zag er echt vervallen uit; hij was niet meer de gesoigneerde jonge man, dien wij hier gekend hebben. Was hij niet met die aar dige Joan Milton verloofd?" „Ja; ze waren verloofd," antwoordde Dick zacht. Hij scheen zeer geschokt door het onverwachte nieuws van Pauls terug keer. „Zijt ge er zeker van, dat Paul op het verkeerde pad is geraakt?" „Ongetwijfeld! Hij is diep gezonken en ik geloof niet, dat hij er ooit weer bovenop zal komen." Afwezig streek Dick de handen over zijn haar en zag peinzend voor zich uit. „Mijnheer Drewson, wilt ge belooven, niemand hier in Dorwood te zeggen, dat ge Paul hebt gezien?" „Natuurlijk wil ik dat; ik begrijp, dat je daarvoor een goede reden zult hebben." „Dank u; wanneer hij nog dezelfde van vroeger was, zou ik het zelf iedereen ver tellen; maar nu hij zulk een verloopen su jet is, is 't beter, dat men dat hier niet weet." Dienzelfden avond zat Dick Hoover in de eenvoudig ingerichte zitkamer der Mil tons tegenover de vrouw des huizes. „Ik wilde, dat het kon zijn, Dick," sprak deze.Twee en een half jaar geleden schreef Paul haar voor 't laatst en sindsdien wacht het arme kind vergeefs op bericht. Je kunt haar nog eenmaal vragen, Dick; je weet, dat ik zelf ook al veel moeite heb gedaan in jouw belang. Maar ze kan hem niet ver geten." Mevrouw Milton stond op. „Ik zal Joan bij je sturen; en veel geluk, jongen!" Een half uur lang bepleitte Dick zijn zaak bij het droef uitziende meisje, dat voordat Paul Silverton drie jaar geleden heenging het gelukkigste meisje van de stad was. Tenslotte zei ze; „Dick, ik voel, dat Paul nog leeft en A DE NED. HERV, KERK AAN DE LOOLAAN TE APELDOORN, DIE IN 1890 DOOR BRAND WERD VERWOEST. I I I

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 6