R 3 E i I ij I :t lie- t IAND EEN FRAAIE FOTO VAN DE ABDIJGEBOUWEN TE MIDDELBURG. een inbraak) ging mijn bed 1 van ggen. ooit ir ge- i mei zoudt iewij- t zou it wij alles moe- 'ater ideld gaan i een „Ik ge in acht Joan i dan nden j een lieuw i zult wien eerde ze en an :n en i lee- naals f» I, ;n be- „Jij et het wat voor naar e niet e om „Kid tnan". ehoo- estaat ze snelde de ka- Vreemdeling in het dorp: „Zoo, dus je bent vandaag honderd jaar geworden? Nou, je ziet er nog fiksch uit, hoor! Jammer, dat je twee lingbroer niet zoo gezond meer is!" De honderdjarige: ,,Ja, die heeft altijd een teer gestel gehad!" wachtkamer binnen, stak een sigaar op en ging zitten. Hij begreep, waar ,,Kid Silver" heen was en binnen 't uur vertrok een an dere trein naar die plaats. Volgen zou hij hem en ontkomen mocht hij thans niet, 't kostte wat het wilde. Dora: ,,En hoe is je eerste bal je bevallen?" Willy: „O, -uitstekend! Ik kreeg negen hu welijksaanzoeken en heb er vier aangenomen!" Mevrouw (vertellend van „Ja, ik hoorde leven, hè, en uit en zag onder het ledikant een paar beenen uitsteken. Vriendin: „Hemeltje, van den inbreker?" Mevrouw: „Neen, van mijn man. Die had het leven óók gehoord." ken van den appelboom. Dadelijk zou zij bij hem zijn z'n bruidje! Maar op het zelfde oogenblik trad een gestalte uit het duister op hem toe. „Paul „Ik kon het niet langer uithouden, Dicky," zei de bleeke jonge man; „het was sterker dan ik zelf; ik moest naar Dor- wood, naar Joan, naar het leven terug ko men. Zeg het me nog eens, Dick," smeekte hij; „zeg het me nog eens, dat er nog uit komst voor me is; dat ik me kan verbete ren en haar waardig worden.” „Zeker Paul; zeker kun je dat!" sprak Dick hevig ontroerd. „Ik zal je helpen; hier, houdt het eind van dit snoer vast. Binnen enkele minuten zal Joan bij je zijn! Ja, je kunt haar waardig worden en wat meer is je moét het worden; anders zou ik genoodzaakt zijn, je te dooden! Dus, doe je best Paul en veel geluk!” Dick wendde zich af en slenterde in de andere richting door den uitgestrekten tuin. Hij had nauwelijks enkele stappen gedaan, toen hij iemand achter een dikken boom zag, die hem wenkte. Het was detective Raxby, Hij had een paar stevige boeien in z'n hand. „Dat was prachtig van je," fluisterde hij Dick in 't oor, „en je edel voorbeeld zal navolging vinden. Daar jij hem het meisje hebt afgestaan, wil ik hem ook een kans geven. We zullen die dingen maar weg bergen, niet? Kom, zeg me eens, waar we in dit afgelegen stadsdeel iets te bikken kunnen krijgen?" „Ik woon alleen, achter mijn winkel en kook m'n eigen potje," sprak Dick toon loos, nu hij z'n liefste illusie onverwacht verloren had, „als u lust, gevoelt mee fe gaan „Graag,” zei de detective met warmte in z'n stem; „graag; bij jou kan het niet an ders dan goed zijn!" Het huis der Miltons in Dorwood was ter eere van het Kerstfeest vroolijk ver sierd. In de huiskamer waren de gasten, allen familieleden, gezellig bijeen. Het had flink gesneeuwd en 't maanlicht tooverde duizenden diamantjes op de boomen en de struiken in den grooten tuin. Mevrouw Milton sprak haar gasten toe: „De zaak is deze," legde ze uit. „Aan den kleinen kerstboom, die hier op tafel staat, zijn de einden van een dozijn kerstsnoeren gebonden; voor ieder van u een snoer. Aan elk snoer is de naam van een uwer beves tigd. Dit snoer moet ge volgen. Waarheen leidt het? Dat is een geheim. Langs den weg zult ge allerlei mooie dingen vinden en ge volgt het tot het eind. Goed begre pen, allen? Dan vooruit!" Een algemeene verwarring volgde, tot ieder zijn snoer had gevonden; de vroolijk- heid was algemeen. Joan, gelukkiger dan zij sinds maanden was, volgde haar snoer door de voordeur der woning. „Liefste," zei haar moeder en ze streek het meisje liefkoozend over haar wang; „volg je snoer tot het eind; dan weet ik zeker, dat je het geluk zult vinden en neem moeders zegen mee, kind." Buiten, in den tuin, achter een dikken appelboom verborgen, stond Dick met een eind van een snoer in zijn hand. Een geluk kige glimlach lag op zijn gelaat. Langs het pad naderde Joan. In haar armen droeg zij een stapel pakjes, die hier en daar langs den weg van haar snoer waren neergelegd. Op bijna alle pakjes stond: van Dick voor Joan. Op ongeveer honderd voet afstand stond Dick en keek verlangend tusschen de tak Het was de dag voor Kerstmis, dat de detective Raxby in het kantoor van zijn chef ontboden werd. „Er hebben veel te veel inbraken in Sunnyvale-Avenue en omstreken plaats, Raxby," zei hij. ,-,Ge moet uw uiterste best doen den misdadiger te pakken; ik denk, dat „Kid Silver” er wel de hand in Reeft; zie hem in handen te krijgen; dan kunnen wij hem aan het gerecht uitleveren." Een uur later zag Raxby Paul Silverton, beter bekend als „Kid Silver”; maar hij was hem als gewoonlijk te vlug af en was juist op een in beweging zijnden trein ge sprongen. De detective trad de stations- niet meer voor Joan en voor heel Dor wood; voor al zijn oude vrienden is hij dood." Eindelijk vertrok Dick; maar hij kon niet beloven, dat hij niet nog eens zou te rugkomen. Op eenigen afstand van het station bleef hij staan; iemand had hem op den schou der getikt. Het was de detective Raxby. „Jonge man," zei deze; „neem den raad van een oudere aan en zet het denkbeeld uit je hoofd, iemand als den man, met wien je den avond doorbracht, te willen, verbe teren. Het is een hopeloos geval en het zal je geen goed doen met hem te worden ge zien. Eer het een maand verder is, is hij geknipt. Heusch; hij is te diep in de mod der gezonken, om er weer uit te komen. Ik meen het goed met je als ik je raad, weer naar je dorp en de weiden en velden terug te keeren." En zoo ging Dick Hoover naar Dorwood terug. „Ik heb Paul niet kunnen vinden, Joan," vertelde hij het meisje den dag na zijn thuiskomst. Ze zag hem vol vertrouwen aan. loof je, Dick," zei ze lusteloos. dagen ben ik gereed Toen brak haar stem en mer uit. „Ja, ik ben 77 jaar!” „Zoo? Dan is u zeker de oudste inwoner van het dorp?" „Goeie hemel neen! Mijn vader is 96!" „Ale menschen! Dien zou ik dan wel eens willen zien!” „Dat is dan jammer! Hij is net even weg op de fiets om zijn vader op te zoeken!" u

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 7