fl I 1 it Cl W/i Ir'», Mecrouw (die een brief schrijft aan de verloofde van de wel iets Misschien een paar electrische stoelen De stem door de radio: „Ik denk niet, dat iemand van mjjn luisteraars er eenig idee van heeft, wat het zeggen wil te midden van het Poolijs te moeten leven. Moeder (verschrikt): „Jantje! Wat doe je daar.' Je mag niet op Pietje zijn maagje schieten!” Jantje: „Maar we spelen Wilhelm Teil, moeder, en hu heeft den appel opgegeten „Ik kom u om de hand van uw dochter vragen „Van welke? Ik heb twee dochters” „Van de een, die is overgebleven. De ander heb ik juist onderweg hierheen overreden.” Opzichter: „Hé, jongens! Direct uitscheidenWe moeten opnieuw beginnen’ Ik heb de teekening dwars gehouden!” De Professor (denkend dat zjjn vrouw in de kamer is): „Ik ga naar mijn werkkamer, beste. Als je me hebben wilt, geef je me maar drie harde tikken Winkelbediende„Een cadeau voor uw vrouw, mijnheer? Misschien iets electrisch De man. die nogal onder de plak zit: „Ja, dat lijkt me WpI iaIa Missrhiftn ppfi naar Aleptrici'ha ctnokn dienstbode): „Is er nog iets, dat je hem wilt mede- deelen, Antje Antje: „Ja, mevrouw. Zet u nog maar, dat ik het plan heb u op te zeggen omdat het me hier niets bevalt.” De gierigaard „Een dubbeltje is te veel voor oen mui zenval en bovendien wil ik er een hebben, die de muis doodt voordat ze de kaas kan hebben opgdfeeten I I 'Sol 1 p OOA,p Booze huiseigenaar: „Wat beteekent dat Dit huis is pas nieuw en nu is de deur er al uitgetrokken!" Bewoonster: „Ja, ziet u, ik bind altijd den hond aan den knop en hou is er een kat voorbijgekomen!”

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 16