tï
'Z
JU
LIKT
Zij (na de draagbare radio te hebben aangezet): „Hoe gelukkig! Kom
hier tóch zaten.
die dame aanbieden.”
Zoontje„Goed vader,
De eigenaar
kooper): „En
verkocht)„Neem me met kwalijk, mijnheer, speelt
misschien biljart?”
Klant: „Ja. Wel?"
Barbier: „Dan moet ik u waarschuwen mijnheer,
NA DE SCHIPBREUK.
Zij: „Waar ben ik?”
Hij: „Het spijt me, maar ik ben hier zelf vreemd!”
eens gauw luisteren! Professor Carburator gaat juist
over „Autorijden voor beginners”.”
een lezing houden
van den auto (lol vermot delijken
i om te bewijzen, dat hij hard kan
rijdenhier zijn mijn processen-verbaal."
ze mag mijn plaats hebben.”
Zij: „We zijn in onze familie allemaal erg
mantischMijn zuster is aan de liefde gestorven.”
Hij: „Aan de liefde?”
Zij: „Ja. Haar verloofde heeft haar doodge
schoten.”
Picnicker: „Ik wil wedden, dat die ouwe boer razend zou zijn als hij wist, dat we
Ze zeggen, dat hij zijn bok op picnicker^ afstuurt!"
■tv®-}
aan
nu van
lü'
Barbier (na een flesch haargroeiwater te hebben -
ro
om vooral voordat u den bal met uw handen aan
raakt, uw handen goed te wasschen!”
De belasting-inspecteur: „Ik kan het niet meer
uithouden van de kiespijn en alle tandartsen in
de stad kennen mij