I dl II Uil, l t r I ik een emmer water en gooide dien SPEL VAN LICHT EN SCHADUW OP DE KERK TE MIDDELBURG. 1. 1 Thorndyke? Wordt vervolgd'/ DE HARPWEG IN HET AFGESLOTEN „BERG EN BOSCH” BIJ APELDOORN. I I I I I kijken moest en voegde me daarom bij den in specteur, die kalm zijn pijpje zat te rooken. Thorndyke scheen er echter anders over te denken. Maar dat was zijn zaak. Wanneer hij een onderzoek instelde, veegde hij alles wat hem verteld was van de zaak uit zijn herinne ring, en begon geheel zelfstandig van voren- afaan. Dat deed hij ook nu. Hij bekeek en onderzocht den arm alsof hij van een geheel onbekend persoon was. Daarna verrichtte hij verscheidene metingen, die hij alle zorgvuldig noteerde; lederen vierkanten centimeter van de huid onderwierp hij aan een nauwkeurig on derzoek; iederen vinger bekeek hij onder zijn loupe en nam er met behulp van zijn inktrol een afdruk van. Toen begon hij alle afmetingen van de tatoueering na te gaan om ook deze vervolgens onder zijn loupe aan een diepgaande bestudeering te onderwerpen, op deze wijze zijn vasten stelregel volgend: accepteer geen verklaring zonder een nauwkeurige en onaf hankelijke controle; onderzoek ieder feit alsof ge van niets afwist en neem alles in u op!” Stellig was er niemand te vinden, die zijn eigen stelregels gewetensvoller in practijk bracht. „Zeg, dr. Jervis,” fluisterde de inspecteur tegen mij, toen Thorndyke zijn loupe tevoor schijn haalde, „ik geloof, dat jullie dokters niet meer buiten zoon vergrootglaasje kunnen. Het is mijn vaste overtuiging, dat wanneer iemand het Parlementsgebouw zou opblazen, hij de overblijfselen nog onder de loupe zou nemen. Kijk hem nu eens met dat vergrootglaasje naar de letters van die tatoueering kijken! Iedereen, zelfs de kippigste mensch, kan ze nota bene op twintig meter afstand duidelijk lezen!” Intusschen zette Thorndyke, geheel onwetend van de critiek van den inspecteur, zijn onder zoek voort. Hij was nu naar den koffer gegaan, die op een bankje bij het raam stond en onder zocht hem zoowel van binnen als van buiten met de grootste nauwkeurigheid. Hij betastte met zijn vingers de grijze verf, waarmee ze ge schilderd was en de witte letters S. C., die op het deksel stonden. Hij noteerde zelfs in zijn opschrijfboekje den naam van de firma, die den koffer had gemaakt, benevens den naam van den slotenmaker. Daarna onderzocht hij de schroefjes, die tevoorschijn waren gekomen, toen men den koffer had opengebroken. Ein delijk borg hij zijn opschrijfboekje weg, kwam naar ons toe en zei, dat hij met zijn onderzoek gereed was. „Hoe moeten we loopen om „De Roode Leeuw” te bereiken?” vroeg hij toen. „O, het is niet ver,” antwoordde Miller. „Slechts een paar minuutjes. Ik zal u even den weg wijzen. Maar werkelijk dokter, u verspilt uw tijd. U begrijpt toch zelf ook wel,” ver volgde hij, toen hij de deur achter ons gesloten en den sleutel in zijn zak gestoken had, „dat dat smoesje van Chapman veel te doorzichtig is! Stel u voor, dat iemand een koffer met menschelijke lichaamsdeelen in de bagage-kamer van een handelsreizigers-hotel brengt, zijn eigen koffer en dien van een ander openmaakt en den inhoud dan gaat verruilen met de kans, dat een der gasten ieder oogenblik kan binnen komen! Stel eens voor, dat’er werkelijk iemand was binnengekomen, wat had hij dan moeten zeggen? „Hé," zegt de man, die binnenkomt, „je schijnt daar een arm in je koffer te hebben! „Ja,’k zegt de ander, die den inhoud der koffers wil omruilen en daarmee bezig is, „dat zie ik ook! Ik denk, dat het de arm van mijn vrouw is! Ze moet hem erin hebben laten vallen, toen ze mijn koffer pakte! Een onvoorzichtige vrouw!” -Nou, wat denkt u, mr. 1 om nam over den grond leeg. In minder dan een minuut was een groote steen ongeveer in het midden van den kelder, bijna geheel droog, terwijl er op alle andere nog water stond. „Onder dien steen bevindt zich natuurlijk losse aarde, zei ik tegen mezelf. Dus werkten we dien steen eruit en werkelijk. we vonden een linnen zak metenfin, ik zal niet in griezelige détails treden en zeg daar om slechts, dat er deelen van een menschelijk lichaam in zaten.” „Beenderen ook?” vroeg Thorndyke. „Neen We gaven hetgeen we hadden ge vonden aan de experts van Scotland Yard en dezen onderzochten ze en maakten een analyse. In hun rapport komen ze tot de conclusie, dat de gevonden resten afkomstig zijn van een vrouw van ongeveer vijf en dertig jaar zoo oud was die bewuste Rika Mings en dat de verschillende organen een groote hoeveel heid hyoscine bevatten, meer dan voldoende om den dood te veroorzaken. Hiermee is dus alles bewezen en indien u probeeren wilt de bewijzen te ontzenuwen, dan zult u daar niet veel eer mee kunnen inleggen.” „Het is erg vriendelijk van je, om ons deze inlichtingen te geven, mr. Miller,” zei Thom- dyke. „Ze kunnen ons van veel nut zijn, hoe wel ik de verdediging niet op mij genomen heb. Ik ben alleen hier gekomen om de feiten eens nauwkeurig na te gaan en te zien, of er mate riaal aanwezig is voor een verdediging. En nu ik eenmaal hier ben. zal 'ik den gebruikelijken weg maar volgen ook. Waar zijn de over blijfselen?” „In het lijkenhuisje. Ik zal je even den weg wijzen, en daar ik toevallig den sleutel in mijn zak heb, kan ik je erin laten ook!” We volgden hem en waren eenige oogen- blikken later op de plaats van bestemming. „Alsjeblieft,” zei Miller, wijzend naar een langwerpige tafel, waarop de lichaamsdeelen lagen, bedekt door een laken, dat in een anti septische vloeistof was gedrenkt. „Ik heb alles al gezien, wat ik zien wilde!" En met deze woorden ging hij naar een hoek van het kleine vertrek, en stak een pijp op. Thorndyke trok het laken weg en begon zijn onderzoekVoor mij was slechts de tatou eering op den arm van belang. Ik zag duidelijk het hart met de letters R. M. erin, en daaronder een pijl en boog met de letters J. B. Daar bovendien duidelijk was, dat de arm inderdaad aan een vrouw van den leeftijd van Rika Mings behoorde, wist ik niet, waar ik verder nog naar

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 4