a
i
4
3e
-
Ur
3
3?
«.lijir
r~
r
3
1\
If
^4
ïüt^
jS—
4
De kunstrijder„Kom terug, Louise! Ons nummer is nog niet klaar!"
1
j
1
van de school zijn!”
„Ik heb maat zes en dertig, maar daar acht en
l maar
-1 te
al die trappen schoon temaken!
„O neen, mevrouw!
was ik „meisje voor alles”
„Dat zijn mijn dochters. Ze zijn aan het
bloemenzaad zaaien. Ze zijn op de
rhythmische dansschool geweest.”
Onderwijzer: J
zou jij de grootste ezel
Zij: „Ik ben vreeselijk in je teleurgesteld. Je
hebt me niets gegeven voor mijn negen en twin-
tigsten verjaardag!”
Hij: „Negen en twintig? Je vergist je, lieve
Daar heb je verleden jaar al wat voor gehad!”
*40*
„Groote voeten, niet? Welke maat heb je?"
„Ik heb maat zes en 1
Als ik er niet was, Jantje, dertig veel makkelijker zit, draag ik altijd
maat veertig!”
De dame: „Neen, ik ben bang, dat je veel
klein bent om r' J’* 77
Het kleine sollicitantje:
In mijn vorigen dienst
op een vuurtoren!"
mevrouw I
De passagier (gemelijk): „Nou zullen we eens kijken, of die ballon-
banden van jou, waar je altijd zoo over opsnijdt, werkelijk zoo goed zijn!”