h
I
l
’I
F?
VRIJ NAAR HET DUITSCH
8
U
V/
r.
Ik
dien ik u
bij mij mocht zien.
r
Hij ontmoette
OORDEELKUNDIG LEVEN.
de
Absoluut
AVOND OP DE
DE
IRAWADDI,
VOORNAAMSTE
Her
de 1
brok
van
Het
1
De l
I
a
-X
had Theo de beide laatste avonden niet op den
en tweemaal de oude kaart voor
een nieuwe invitatie aangezien!
het
maandgage had gekregen,
denkend in zijn hand woog.
„Ik heb geen tweede, om de wijde wereld
in te zenden," mompelde hij met het pathos
van een tragischen held. Toen viel zijn blik
op de schrijftafel. Er lag iets wits op, een kaart,
welker gekrulde letters als lichtende kometen
staarten de schemering van zijn bestaan ver
helderden. Hij las:
Zeer geachte heer Brüll,
zou mij buitengewoon verheugen in-
morgenmiddag om één uur als gast
„Oordeelkundig leven!” zei mijnheer Winkel
op zekeren dag, „oordeelkundig leven dat is
het gansche geheim. Ik heb met verschillende
doctoren gesproken en mijn levenswijze zoo
vernuftig mogelijk ingedeeld. U zult zien: ik
word honderd jaar! De menschen lijden alle
maal aan hun goeden eetlust: ze eten te veel
en te zwaar. Slechts weinig vleesch, geen olie,
geen scherpe kruiden, geen peper of zout of
azijn of mosterd, geen zware spijzen als mayon
naise, geen vet vleesch, altijd mager en droog
eten en vijftig maal kauwen alvorens te slikken.
En zoo weinig eten als mogelijk is. Voor het
ontbijt een halve banaan. Dat is voldoende.
Dan om elf uur een paar noten. En zoo verder.
Visch is gezond en visch moet men eten.
Wat ik bewijzen wil? Dat men met eenigen
goeden wil en wat energie alles bereiken kan.
Kijk eens naar mij; ik heb vroeger bij mijn
middageten heele stukken vleesch verslonden
en zonder mosterd, mayonnaise en peper
smaakte het eten me niet. Toen heb ik mij
geweld aan gedaan en mij meer en meer be
perkt. Sinds dien tijd voel ik mij veel beter. Ik
bespeur niets meer van mijn oude kwaaltjes en
ik kan nu door mijn verstandige levenswijze
wel honderd jaar worden, en nóg ouder, wan
neer ik er maar moeite voor doe. Ik zal een
voorbeeld van levensvreugde en gezondheid
zijn!"
Zoo sprak mijnheer Winkel gisteren lang en
uitvoerig.
Een uur geleden is hij overleden. Gestikt
in een vischgraat!
heeft me
man?"
„Maar daar weet ik niets van!
niet!”
„Maar mijnheer Mazeman! U heeft me toch
per kaart uitgenoodigd ook vandaag bij u te
lunchen? Ik kreeg de kaart gisterenavond.”
„Maar dat zou ik toch hebben moeten wéten!
Ik heb u toch alleen maar voor eergisteren uit
genoodigd!"
Theo zat met open mond. Toen bekroop een
verschrikkelijk vermoeden hem. Hij nam haastig
afscheid, rende naar huis, naar zijn schrijftafel.
Eén blik op de kaart en de arme Theo
zonk, als een kinderballonnetje, waaruit de ijle
lucht ontsnapt, in elkaar. Hij was vertwijfeld!
In den roes van zijn bier- en wijnstemming
t was een der laatste acht en twintig
dagen van de maand (welke voor vlot-
levenden, zooals bekend is, de moeilijk-
ste zijn), toen de acteur Theo Brüll het laatste
blanke vijf markstuk, dat hij nog over had van
voorschot, hetwelk hij op zijn volgende
kommervol na-
Met beste groeten, uw toegenegen
Mazeman.
Mazeman! Dat was de directeur van het ge
zelschap, dat Brüll met zijn gaven als acteur
steunde! Wat een uitkomst, die invitatie!
Natuurlijk was Theo den volgenden middag
precies om één uur present en liet het zich
buitengewoon smaken. Behalve hij, was er nóg
een acteur te gast. Nadat men afscheid had
genomen, bezocht Theo, dank zij den financi-
eelen steun van zijn uitstekend er voor zittenden
beroepsgenoot, verschillende café’s en restau
rants en zoo was het reeds zeer laat in den
nacht, toen hij thuiskwam.
Hoe blij verrast was hij echter, toen hij op
de schrijftafel reeds wederom een uitnoodiging
van zijn directeur voor den volgenden middag
zag liggen!
Ook hieraan gaf hij natuurlijk gevolg en hij
liet het zich wederom uitstekend smaken. Toch
was het hem, alsof de ontvangst dit keer niet
zóó hartelijk, niet zóó spontaan was als den
vorigen dag.
Hij had echter beslist geluk.
ook nu weer een goeden bekende, die hem vrij- datum gelet
hield en zoo geviel het, dat de dappere mime
ook nu weer laat en boven zijn theewater thuis
kwam.
„Maar wat een reuze-kerel is die Mazeman
toch!” riep hij uit en bijna kwamen de tranen
hem in de oogen, want daar lag op zijn schrijf
tafel wéér een uitnoodiging voor den volgenden
dag! Hij meende ook dit keer niet te kunnen
weigeren en zoo stond hij wederom om precies
één uur voor zijn directeur, andermaal bereid
een hartelijken aanval op de goed voorziene
lunch te doen.
Eén ding temperde echter zijn vreugde: hij
had het gevoel, alsof de ontvangst dit keer nóg
minder hartelijk was. Ook aan tafel toonde zijn
gastheer zich weinig spraakzaam. Eindelijk
stelde hij den totaal verbluften Theo de vraag:
„Zeg eens, beste Brüll, je weet wel, dat ik je.
graag hier zie, maar ik zou je toch willen
vragen: aan welke bijzondere omstandigheid
heb ik het te danken... eerlijk gezegd... dat je
vandaag weer gekomen bent?”
„Aan welke bijzondere omstandigheid?
toch uitgenoodigd, mijnheer Maze-
BURMA.