I
p.
I
De K
(Wordt vervolgd)-
De E
te Hi
een glaasje bier,” riep
je beenen op en laten
SCHEPEN OP DE REE tusschen Texel en Vlieland.-Meermalen vertoont deze ree een tooneel
van gToote bedrijvigheid.
Testz
aarlij
)e gi
„AAN DEN PUT” te Laaghalen (Dr.). Meer
maken plaats voor
toch het moedige besluit het dier tusschen een
blad van een boom te nemen en het een eind
verderop in het gras te zetten.
„Ik heb hem, Sascha,” riep ze. „Ik hèb hem!”
„Gelukkig,” bromde hij en bij zichzelf dacht
hij: „Zonderling! Er moet iets met me aan de
hand zijn! Het was dwaas van me, om die spin
niet te willen pakken. Of eigenlijk: ik had het
wel ivillen doen, maar ik wéét niet waarom ik
het niet gedaan heb. Het is zonderling. Het
zeil de liefde en zoo zijn, zooals ik onlangs heb
gelezen in Guy de Maupassant.”
Even later had Vera haar hoed af gezet en
haar zwarte haren geschud. Toen was ze plat
op haar rug gaan liggen en in een diepen slaap
gevallen. Sascha zat overeind, zijn handen om
zijn knieën geslagen en keek naar haar.
Ze was stellig erg mooi, dacht hij. Eigen
aardig, dat hij dit nü pas zoo merkte. Ze was
het echte type van een Russische schoonheid
met heur zwarte haren en mat-bleeke tint. Ze
glimlachte in haar slaap, alsof ze zichzelf iets
geestigs vertelde. Ze maakte altijd grappen en
lachte steeds, waardoor ze het leven prettig
deed zijn, ook voor Sascha. Haar geest was
eigenlijk even mooi als haar lichaam, dacht hij.
en meer verdwijnen deze oude Drentsche putten en
moderner watervoorzieningen.
En dat was het juist, wat hij zoo erg in haar
waardeerde. En dan ook, natuurlijk, dat zij
zoo n goede kameraad vóór hem was! Het was
stellig liefde, dat hij was gaan voelen voor het
meisje, dat voor hem een zusje was geweest.
Ze zei „broer” tegen hem, als ze hem tenminste
niet „ouwe jongen”, „leelijke krokodil" of
„reuzebeer” noemde. Maar ze zou hem alleen
maar uitlachen, indien hij haar vertelde, dat hij
gek was geworden, gaga zooals de Franschen
zeiden. En toch zou hij iets moeten doen. Hij
zou toch moeten probeeren het haar te doen
begrijpen
Hij haalde zijn handen van zijn knieën en
ging naar haar toe. Even bleef hij naar haar
staan kijken. Toen liet hij zich zachtjes naast
haar neer en nog zachter drukte hij een kus op
haar wang en toen op haar inagere, witte
handen. Oogenblikkelijk sloeg ze een arm om
hem heen en liet haar hoofd tegen zijn borst
rusten
De zon daalde aan den hemel en boven het
eiland zeilden rood getinte wolken langs het
uitspansel. Nu en dan liep een verliefd stel
jonge menschen langs de plaats waar Vera en
Sascha lagen jongens met hun arm om het
middel van het meisje, dat zij beminden. Dan
keken zij naar de beide jonge menschen, die in
het gras lagen te slapen, maar ze liepen stil
zwijgend en zonder te storen verder, want ze
begrépen, omdat ook zij de paden der liefde
gingen. In de verte klonk het getoeter van
auto’s, die terugkeerden naar de stad en in de
boomen kwetterde een vogel. Een troepje jon
gens en meisjes zongen, terwijl zij terugroeiden
naar het bootenhuis aan den overkant van het
meer.
Op een gegeven oogenblik geeuwde Vera,
opende haar oogen en ging overeind zitten.
„Hoe laat is het, Sascha?” vroeg ze.
„We hoeven ons nog niet te haasten.” ant
woordde hij. „Het is hier beter dan in de Rue
Danton.”
Zoodra hij had gemerkt, dat zij wakker werd,
was Sascha opgestaan en een eind verderop
gaan zitten. Hij deed alsof hij ook had ge
slapen.
„Ik heb zoo’n trek in
Vera. „Toe, luilak, neem
we naar huis gaan.”
groote kamer, een zaal... kilometers lang, lijkt
ze mij... met een gepolijsten vloer en rijen, rijen
schilderijen langs de wanden. Het plafond is
geschilderd en millioenen kaarsen branden in
dingen van kristal.”
„Luchters,” legde Sascha uit. „Zooals in het
slot in Versailles. Maar je overdrijft natuurlijk
weer, zooals gewoonlijk. Er kunnen nooit mil
lioenen kaarsen zijn geweest."
„Honderd millioen!” hield Vera vol, nog
zwaarder aan zijn arm hangend. „En mijn
moeder was in witte zijde en ik hield haar bij
heur hand vast. En mijn vader was in uniform
met een groot, schitterend kruis op zijn maag.”
„Op zijn borst,” verbeterde Sascha.
„Ik weet zeker, dat het op zijn maag hing,”
hield Vera vol. „Zoo leek het mij als kind ten
minste. In ieder geval heb ik in mijn jeugd in
zoon omgeving geleefd. En iemand tilde mij
op een goeden dag op om mij te laten kussen
door een man, die een baard had. Ik voel nog,
hoe zacht die baard was tegen mijn wang en
ik weet nu, ofschoon ik niet begrijp hoé, dat
het de Tsaar was, die mij kuste. Hij had zulke
bedroefde oogen als hij glimlachte, indien het
tenminste waar is, wat ik mij herinner."
„Het is heel goed mogelijk,” antwoordde
Sascha. „Je vader was generaal bij de cavalerie.
Dat heeft moedertje mij eens verteld. Zijn heele
familie is gedood of gevlucht. Net als de mijne."
„Nou, het is best uit te houden in Parijs,”
merkte Vera op, en ze glimlachte. Ze had zoo n
uitstekende levensfilosofie. „En bovendien zijn
we gelukkig met zijn beiden, Sascha. We léven
nog en de zon schijnt en als ik wat kon zitten
op een grasplekje, zou mijn voet niet meer zoo’n
pijn doen."
Ze gingen zitten in een stil laantje, ver weg
van de menschen, die zich verdrongen om het
meer, waar men zich naar het eiland kon laten
roeien om ijs te eten vóór een houten chalet.
Sascha en Vera zouden ook wel graag een
portie hebben gehad, maar dat was een te
groote luxe voor een tweeden portier van de
Rat Mort en een midinette uit de Rue Mont
martre. En daar ze dorst hadden, besloten ze
om later, wanneer ze teruggingen, een fleschje
licht bier te nemen in een van de kleine café-
tjes bij den ingang van het Bois.
Sascha lag op zijn rug en liet de zon op zijn
gezicht schijnen en Vera zat naast hem en blies
een wijsje op een grassprietje, dat zij voor haar
lippen hield. Ze was erg onrustig en Sascha
gromde tegen haar en zei: „Kun je dan niet
stil zitten?”
„Er kruipt een spinnetje op mijn been!” riep
ze. „Toe, Sascha. haal het er af!"
„Doe het zelf maar,” zei Sascha.
„Ik durf niet," antwoordde ze. maar ze nam