IHllEir I14I1NID 11W Z U11 ll>. A Ml IE 11311114 A I ik I F ll a I I KJ I x nu Bovt mari S3 DE TOREN VAN ARNEMUIDEN (Z.). volwassenen I OP „WESTHOVE" BIJ DOMBURG (Walcheren). Een foto -1 de en Den Edo Bent Het in zijn v wer iederen een paal te slaat het drukke gedoe onverschillig van de Romeinsche brug in het bosch. Hij verveelde haar en wilde niet weggaan. ..Weet u wel, dat ik zooiets als een gedachten lezer ben en dat ik u precies kan vertellen wat u nu denkt?” zei hij op een gegeven oogenblik. „Maar waarom gaat U dan niet?” vroeg ze voor hun oudeYs om mee te pronken en 2ijde „tentoongesteld”; zesjarig kind is, dat het on- vinden indien het door de school of door zijn ouders niet in toom ge houden werd, is in Zuid-Amerika een man van zes jaar, die het leven aandurft! bonden, van den staat afgedwongen. Reeds in zijn jeugd geniet kind deze vrijheid, en geworden, leidt zij tot waarde, dat bij ons bekend is. Wat bij ons een begrijpelijk zou De zelfstandigheid van het Zuidamerikaansche kind doet natuurlijk haar invloed op het open bare leven gelden. De kinderen tyranniseeren er het straatleven. Bij de stierengevechten loopen zij steeds in de arena en in de gangen er om heen rond. Vaak maken zij een oor- verdoovend lawaai en niet zelden is het voor gekomen, dat zij den boel zoo goed als af braken, omdat een toreador zich niet moedig genoeg naar hun zin had gedragen! Vindt een stier geen genade in hun oogen, is hij te laf. dan ontzien zij zich niet om zelfs stoelen in de arena te gooien! Aan den anderen kant hebben zij een eer gevoel, dat menigen volwassene kan bescha men! Zoo zal zelfs de driftigste vader het niet gauw wagen zijn zoon van vijf of zes jaar een oorvijg te geven! Aan deze bijzondere levens-vrijheid der kin deren in de Zuidamerikaansche landen ligt het algemeene principe van de absolute vrijheid van den mensch ten grondslag, welke vrijheid men zich, met alle voor- en nadeelen daaraan ver en de maatschappij heeft een als het wat grooter is een gevoel van eigen- nauwelijks aan van ongeveer denzelfden leeftijd loterijbriefjes of zijn schoenborstels zien aanbieden. Den gan- schen nacht vertoeven er kinderen op straat, slapen op de steenen banken in een park of liggen in een portiek tegen een huisdeur ge drukt. Ze zijn als vogels: niemand weet waar ze vandaan komen of wie ze voedt. De ouders in Zuid-Amerika verlangen van het kind veel meer dat’het zich aan het huiselijk leven aanpast dan dit bij ons het geval is. Het maakt hun leven als een volwassene mee, neemt er aan deel, van het opstaan tot het naar bed gaan. Is het een meisje, dan wordt het gekleed als een groote dame: het draagt ringen, oor bellen, zijden kousen, gebruikt poeder en reuk water en heeft dezelfde keurige manieren als haar moeder. Is het een jongen, dan wordt hij als een prins uitgedost: indien de ouders het maar even kunnen betalen draagt hij een pakje als een markies, kanten jabots en ringen aan zijn vingers! Behooren zij tot een klasse, die niet pronken kan, dan is het kind als het drie jaar is, zelfstandig lid van de familie en slaat het als straatslijper het leven gade... Zoodra het vijf jaar is, strijdt het reeds den harden strijd om het bestaan even fel mee als zijn ouders. Misschien zelfs met meer handigheid en vlijt dan zijn grootere broer of zijn vader... Hetgeen deze kinderen kunnen presteeren is soms werkelijk verbazingwekkend. Op een passagiersschip, dat op een der rivieren voer, temidden van besmettelijke ziekten en krokodillen en andere gevaren, was een tien jarige jongen als steward! Hij heette Microbio en zijn naam was wonderwel toepasselijk op dit met bacillen gezegende land! Met een oude vrouw zorgde hij gedurende iederen nacht voor de bediening van meer dan honderd passagiers, waarvan de meesten niet tot de gemakkelijkste behoorden! Daar er geen hutten aan boord waren, moesten zij ook koffie voor hen zetten en Microbio, die werkelijk onvermoeid scheen, had nog het talent om onder al die bedrijven door op iedereen en alles grapjes te maken. Nog een voorbeeld: In den spijswagen van Bogota naar Girardot bedienden twee jongens broers van elf en twaalf jaar geheel alleen! ~ir n een Zuidamerikaansche stad, temidden j van het drukke gewoel en gejaag, loopt JL een driejarig meisje: alleen, nieuwsgierig, nu eens staan blijvend, dan weer verder mee gaand met den menschenstroom, die onafge broken voortschuift. Op de markt van Bogota staat morgen een vierjarig jongetje tegen leunen en gade. Een vijfjarig ventje verkoopt, in een wedloop met andere kinderen van zijn leeftijd, sigaren aan de treinen, onophoudelijk zijn „tabacos" uitschreeuwend tegen het .Periodicos'..Dul ces", ..Frutas", „Cerveza" van zijn collega's. Een zesjarig jongetje veegt de straten van Quito als gemeentewerkman en hij draagt een nummer op zijn hoed. Een zevenjarig meisje heeft haar tweejarig broertje in een doek op haar rug gebonden en bezoekt met hem de jaarmarkt. Een achtjarige ezeldrijver rijdt Bogota binnen om inkoopen te doen. Een negenjarige knaap rijdt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat op zijn ezel, waaraan twee kisten hangen, als „dienstverrichting” door de straten van Baranquilla Dit lijstje kan zonder bezwaar worden uit gebreid en op andere beroepen van toepassing worden gemaakt. Het „kind” in Zuid-Amerika onderscheidt zich van de volwassenen nauwe lijks door iets anders dan door zijn leeftijd en lichaamsontwikkeling. In de twee eerste jaren van hun leven zijn de kleinen slechts voorwerpen worden zij in kant en van hun derde tot hun vierde jaar zijn zij zelf standige leden van het gezin en van hun vijfde jaar af verdienen zij geld, tenminste wanneer zij tot de geringere volksklassen behooren. Wanneer om elf uur des avonds de bios copen uitgaan, komen vader en moeder naar buiten, terwijl zij hun vierjarig kind aan hand met zich voeren. Door luid gehuil tegenspartelen geeft het te kennen, dat het nog niet naar huis wil. Om twaalf uur kan men overal, waar volwassenen tezamen zijn, een meisje van zes, zeven jaar suiker, en een jongen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 12