K I VAN 1D1E OEILIEOEWIHIEIID IPIÊIDIEITEIEIB fez ,x „We gaan Ju Han „c hij valle „1 prat slee K iem; stro zich niet aan zijn j I PORTRETSTU Dl E de rotsblok, zat nonchalant A Mo „1 sch< zal F hoo en schoof wat Tc ontvi wooi onde cussi Hc Have Lorri aan teger te kc He men in or bedr; „F schre geeft vóór, we t we 1 u be zevei Prijs dat lange De gren: voca neen betal „I een villa ik b aant zegt „I dacl wan „1 spre vare „I de heei verl nege het drije zou een naast haar een man van ongeveer vijf en twintig jaar. Bij de vraag van mijnheer Havern stond hij op en stak een sigaret aan. „Inderdaad, mijnheer!” antwoordde hij. „Ik wacht hier echter op geschikt werk voor mij.’ „Dat is niet flink van je. Je moet zelf een baantje zoeken en de gelegenheid grijpen, als die zich voordoet. Houd je oogen goed open! Zoo- als ik mijn dochter gezegd heb, wil ik niet, dat ze met een jongmensch vriendschappelijk om gaat, voordat ze kan aantoonen, dat hij zijn kost kan verdienen. Heeft ze je dat niet ge zegd?” „Jawel,” antwoordde Harry. „Sindsdien let ik op elke kans, die zich zou kunnen voordoen." Doch mijnheer Havern luisterde niet meer. Aan den voet van de rots zag hij twee motor- lorries, beladen met steenen en hout. Ada zag den verbaasden blik van haar vader en om hem af te leiden, vroeg ze: „Weet u, wat ze daar doen, paps? Ze gaan er een benzine-depót bouwen. Harry... mijnheer Royston heeft het me zooeven verteld.” benzine-depöt! Wat bedoel je daar- gekleede jonge man, de huurder van de eerst gereed gekomen villa. Reeds meermalen had mijnheer Havern met zijn dochter wegens haar omgang met dat jongmensch oneenigheid gehad en hij had haar nadrukkelijk verboden met hem te spreken of te wandelen. Toen hij dus zag, dat ze verbod stoorde, werd hij boos en ging achter het paar staan. „Wat beteekent dat, Ada? Je weet, wat ik je heb gezegd! Ik wil je niet in gezelschap van dien jongen man zien." Met een onschuldig gezicht zag Ada haar vader aan. „Ik weet het, vader,” zei ze. „We zitten hier even en mijnheer Royston vertelde me juist, wat die mannen daar aan 't strand bezig zijn te doen.” „Tracht me niet wat wijs te maken, meisje,” sprak haar vader en hij zag Harry Royston wantrouwend aan. En zich tot den jongen man wendend, vroeg hij spottend: „Vind je niet, dat je vacantie wat heel lang duurt?” Harry Royston was een lange, knappe jonge DOOR P-, P- KOSTER T Tan den top van een steile rots af be- schouwde mijnheer Edward Havern z n Y villa-dorp 'aan zee en glimlachte ver genoegd „Vijftig huisjes! peinsde hij. „Ze zullen me elk zestig pond in een jaar opbrengen; een prachtige geldbelegging! Dat komt ervan als men van de gelegeiriieid weet te profiteeren. Als ik 't land niet juist had gekocht, toen de eigenares baar geld noodig had, had ik er veel meer voor moeten betalen.” „Van de gelegenheid profiteeren, daarop komt het aan!” Hij lachte inwendig, keerde zich om en stapte over kleine oneffenheden langs het rotspad zeewaarts. Hij kon nu de witte huisjes met hun aardige roode daken niet meer zien; hij zag slechts de door de zon beschenen groote blauw? water vlakte. „Prachtig!” zuchtte hij. Plotseling zag hij iets, wat hem minder aan genaam scheen te zijn, want hij fronste wenkbrauwen. Vóór hem, op zijn dochter Ada en „Een mee?" „Ik hoor,” sprak nu de jonge man, „dat hier een benzine-depót wordt gebouwd. Men vreest brandgevaar voor de groote dokken en wil daarom den benzinevoorraad afzonderen.” „Wat zeg je daar? Hier, op deze plaats, waar de menschen komen tot herstel van hun gezondheid? Praat geen onzin.” „En toch is 't zoo,” antwoordde Royston vriendelijk. „Het zal u en uw villa-dorp geen goed doen. Niemand zal hier willen wonen. Mijnheer Havern kreeg een visioen van leeg staande villa’s en stikte bijna van woede. „Wie heeft je dat onmogelijke verhaal ge daan?” „Die man daar met dat landmetersinstrument. Ik denk, dat hij de opzichter is; dus hij zal 't wel weten.” Mijnheer Havern aarzelde niet langer; hij wilde zekerheid hebben. Als alles waar was, zou niemand meer verlangen hier te komen wonen. Driftig daalde hij de rots af, sprak den opzichter aan en vijf minuten later wist hij het ergste. Alles wat Royston hem verteld had, bleek waar. De Freshport Doek Mij. wilde hier een benzine-depöt bouwen om de groote dokken tegen brandgevaar te beveiligen. Harry Royston en Ada Havern zagen hem rechtsomkeert maken en zijn kantoor ingaan. „Hij weet nu, dat het de waarheid is," zei Royston. „Arme vader,” mompelde Ada dichter naar den jongen man. Den volgenden dag schreef mijnheer Havern een langen brief aan de zaakwaarnemers der dame, aan wie het stuk grond, waarop het depót zou worden gebouwd, behoorde. Het was me vrouw Johnstone, van wie hij kort geleden tegen een lagen prijs het land had gekocht, waarop nu zijn villa's stonden. Hij wees er op, hoe vreeselijk het was, de heerlijke lucht door benzinedampen te vergif tigen; tevens zei hij. dat zooiets de waarde van de door hem aldaar gebouwde woningen sterk zou doen verminderen. Men antwoordde hem, dat de eigenares niet van plan was. de bestaande overeenkomst te verbreken en dat mijnheer Havern niet te klagen had, daar hij het land voor een lagen prijs had gekocht. '950

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 6