4 Ld i I fol h l t k d 'P p w pH i afgrijselijken gil vloog Jones terug me ver- i; Et EI |e kan et van 1 1 later kwam Jones in 't atelier Henderson, die hem verzocht had te komen, 1 l le te ils t- men veronderstelt, is deze fraaie toegang Een uur van een kast open. STADSPOORT VAN MAZZAKECH (AFRIKA). Naar tot de stad indertijd door de Portugeezen aangebracht. dig was. Ik was dol van jalouzie en haat en wilde mij wreken. Dat zul je me wel nooit kunnen vergeven.” Evelyn snikte; ze kon niet spreken. „Luister, jongelui,” sprak de goedige detec tive. „Jullie zijt verliefd en daarom doe je elkaar pijn. Maar wees kalm. Juffrouw Baker heeft een blijkbaar juist verhaal gedaan, als het waar is, heeft ze niets te vreezen. Heeft u ook eenig idee, juffrouw, wie Bang opbelde?” „Neen, alleen weet ik, dat hij hier in huis woont; want hij sprak door de huistelefoon. „Gevoelt u zich in staat met mij naar be neden in de vestibule te gaan?” „Als het noodig is, zal ik het doen.” „Prachtig. En terwijl wij onderzoeken wie Bang heeft gedood, zult u, mijnheer Henderson, u zelf bezighouden door die lasterlijke afbeel ding van uw verloofde uit te wisschen.” De hall was op last van den detective ont ruimd; slechts de telefoonjuffrouw was er ge bleven. „Geeft u deze dame uw koptelefoon en blijft u erbij zitten,” zei hij. En toen het meisje had gedaan, wat hij zei, beval hij: „Nu belt u een voor een de hier in huis aangesloten personen op en u, juffrouw Baker, waarschuwt dadelijk, als u een stem herkent.” En zoo ge beurde het, dat Eyelyn plotseling den detective bij den arm greep; bijna had zij geschreeuwd van schrik, want zij had de stem herkend. „Wiens nummer was dat?” vroeg de detec tive. „Van den heer Jones, mijnheer.” „Dank u. Ik weet genoeg.” Met de bevende Evelyn kwam hij in Hender sons kamer terug. „Kent u hier een mijnheer Jones?” vroeg hij. „Wat? Ja; Jones ken ik.” „Dan heb ik iets voor u te doen; maar troost juffrouw Baker eerst; mijnheer Jones wachten." handen en bedekte ze „Lieveling ik geloof je geven?” Ze sloeg haar armen om zijn hals en begon hevig te schreien. Hij trachtte haar met zijn liefkoozingen te bedaren. Plotseling ging de deur Er stond een man in. „Lieve hemel,” zei Henderson; „ik had u geheel vergeten." Henderson trok Evelyn inniger tot zich. Ver schrikt staarde ze naar den man in de kast. „Geen wonder, dat je me vergat," sprak deze koel. „Toch heb je me zelf hier gebracht.' „LI moet haar gelooven, zooals ik ook doe, riep Henderson vol vuur. De man haalde zijn schouders op. „Ik ben niet hier om wèl of niét te gelooven Ik moet feiten hebben. Ik ben een detective, juffrouw Baker; ik heb alles gehoord, wat u heeft ge zegd; wilt u alles nog eens officieel herhalen?" Het leek Evelyn of ze droomde; ze zag Hen derson vragend aan. ■Ja,” sprak deze, diep ontroerd, „ik zei hem, zich hier te verbergen; ik meende, dat je schul- Een zanger met een verschrikkelijke luide stem wist niet, of hij aan de opera of aan de operette zou gaan. Hij besloot daarom naar een beroemd zangleeraar te gaan en diens oordeel te vragen. „Zingt u maar eens iets, opdat ik het hooren kan,” zei deze. En de man begon te zingen, zijn stem zoo geweldig uitzettend, dat de ramen ervan trilden. „Houd maar op," zei de zangleeraar, „ik heb het al gehoord! U moet omroeper worden!” „Goed; ik luister," zei hij ijskoud. „Je moet me gelooven," begon ze. „Ik was er gisterenavond, zooals ik er vaak geweest ben, zonder dat je 't wist. Ik deed het omdat hij me voor zijn werk noodig had. Al was hij dien dag zoo ruw, toch was hij in zijn hart niet slecht. Na jullie twist maakte hij mij zijn excuses en verzocht me nu en dan 's avonds te komen poseeren, omdat hij het schilderij voor de Aca demie wilde afmaken en ik daarvoor het model was. Hij had me dus noodig en ik besloot hem te helpen; ik wist, dat ik nu veilig bij hem zou zijn. Gisterenavond ging ik weer naar hem toe, nadat ik afscheid van je had genomen. Ik sprak van een concert, omdat ik een excuus moest hebben voor mijn weigering aan jou. Ik was nog geen vijf minuten bij hem, toen de huis telefoon ging. Ik luisterde. Het was een manne sten, die ik hóórde, maar Bang begon dadelijk zelf te spreken. „Best,” zei Bang; „kom nu hier, je behoeft niet bevreesd te zijn; 't was mijn model; doch ze gaat juist heen. We kunnen onder vier oogen spreken.” Bang verzocht me even in de aangrenzende kamer te wachten, tot de bezoeker weer zou zijn vertrokken. „Ik kan m'n werk vanavond niet voor hem in den steek laten,” waren zijn woorden. „Ik weet, dat je niet aan de deur zult luisteren." In spanning volgde Henderson de verklaring van het meisje, maar niets verried wat er in hem omging. „Ik trad in het aangrenzend vertrek,” ging Evelyn voort, „en spoedig kwam iemand het atelier binnen. Ik hoorde praten, maar luisterde niet; doch de stemmen werden luider; het leek of zij twistten. Plots was er een afschuwelijk geluid een schot een daarna een bons. Ik hoorde iemand de kamer verlaten. Het duurde lang, eer ik den moed had, de deur te openen. Bang lag op den grond dood. Toen kwam het in mij op, dat ik er niet blijven kon. Als jij ’t zóu weten wat zou je wel zeggen? En mogelijk zou men denken, dat ik hem had vermoord. Ik vloog weg. Niemand heeft mij gezien. Eerst veel later herinnerde ik mij, dat ik mijn taschje had laten liggen, doch ik durfde niet meer terug.” Evelyn had haar verhaal gedaan; vermoeid zonk ze in haar stoel neer en vol zelfverwijt knielde Henderson aan haar voeten, greep haar met kussen. kun je daar hij zijn oordeel over een schilderij wilde weten. De detective was weer in de kast gegaan. „Waarmede kan ik u van dienst zijn?” vroeg Jones. „Ik wil weten of dit u aan iets herinnert,” luidde Hendersons antwoord. Hij trok den lap van het doek, dat op den ezel stond. En daar was de voorstelling van den moord; doch op de plaats van Evelyn was nu de persoon van Jones geschilderd. „Zie hier moordenaar,” schreeuwde Hen derson. Met een van den ezel. „Bedek het; bedek het!” riep hij en sloeg zijn handen voor z’n oogen. „Dit tooneel vervolgt me voortdurend. Ik zal alles vertellen; maar neem het schilderij weg.” De deur van de kast ging open Jones vertelde alles; er was een meisje in ’t spel; hij had van haar gehouden, toen was Bang gekomen. Toen hij gekalmeerd was, nam de detective hem als zijn gevangene mee. Evelyn en Henderson bleven alleen achter. „Kun je me vergeven, liefste?” smeekte hij. „Ik had mijn geloof in alles verloren, omdat een vrouw me bedrogen had! Nu heb ik het door jou teruggevonden. Zeg, dat je 't mij ver geeft?” Evelyn kon niet spreken, maar in den blik, waarmede zij hem aanzag, las hij haar ver giffenis.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 7