VENETIAANSCEIE LIEFDE
•V
p IB
L
i
A
het
t
4
I
DOOR P. DELLO FIORDALISO
r
Hl
fl
KJ
beroep?” vroeg zij
DE
BOVEN DE WOLKEN. Een bijzonder interessante foto van een wolkenlaag, bestaande uit
zoogenaamde cumulus-wolken, waaruit „wolkentorens'' oprijzen, die door den wind vaak tot een
hoogte van duizenden meters worden omhoog geblazen.
I
t
3)
Nieuwe lezers beginnen hier
Het algemeen oordeel van het publiek afgescheiden van
dat, hetwelk op de voorpagina van iedere Amerikaansche courant
verscheen was „Zij heeft er immers oin gevraagd Ja zeker,
maar vragen wij niet allemaal er om, wanneer onze neigingenof
onze droomen, of de oude zucht om met vuur te spelen, ons in
een scheeve positie brengen, waaruit we niet kunnen ontsnappen
zonder zelfverwijt of een publiek schandaal ik voor mij, ik
tracht maar liever Ie begrijpen
Jane Rice stond op het punt te trouwen met Dick Cumber,
professor in de physiologic in een universiteitsstad in het Westen
van Amerika. Hij was veel ouder dan zij, werd reeds kaal en
was bijziende achter zijn dikgeranden bril- Ofschoon ze veel
van hem hield en hem hoogachtte, trouwde ze toch ook, tot op
zekere hoogte althans, om beveiligd te zijn tegen een zucht naar
avonturen, die haar al eens in moeilijke, zij dan ook heel onschul
dige omstandigheden gewikkeld had.
Ze zou in den herfst met hem trouwen, maar eerst maakte
zij nog met een heer en dame, die zij kende, de heer en mevrouw
Wood, een reis naar Venetië, waar Dick naar haar toe zou
komen. Waarschijnlijk omdat zij door haar grootmoeder
Italiaansch bloed in de aderen heeft, maakt Venetië een diepen
indruk op haar. Terwijl Emil Wood en zijn vrouw, wanneer zij
per gondel naar hun hotel gaan, over allerlei alledaagsche onder
werpen zitten te praten, krijgt Jane tranen van ontroering in de
oogen, bij het zien van al dc schoonheid, die haar omringt.
Een zeldzaam gevoel maakt zich van haar meesterze had wei
kunnen schreien van geluk
Het verblijf in Venetië beroert haar ziel op wondemaarlijke
wijze en voortdurend is ze er op uit, de „romantiek van de stad”
te ontdekken. Af en toe lukt het haar in haar eentje een zwerf
tocht door de stad te ondernemen- Bijeen van die gelegenheden
praal zij veel met een gondelier, die een zeer knappe dochter,
Lucia, heeft, bij wie Jane een sjaal koopt Het was Jane alsof
zij in haar oogen een geheime, onbeantwoorde liefde las. die haar
ongelukkig maakte.
Op een avond weef zij weer alleen hef hotel te verlaten om
te gaan luisteren naar een muziekuitvoering op het plein van de
San Marco. Ze gaat op het terras van een café zitten en bestelt
een limonade met ijs
Verbaasd trok hij zijn wenkbrauwen op.
..Amerikaansche? Maar u spreekt toch uit
stekend Italiaansch!”
,,Ik had een Italiaansche grootmoeder,” zei ze.
„Zij was een Venetiaansche!"
„Hoe heette zij?”
Morelli!”
„Madre di Dio!"
Hij slaakte een uitroep van verbazing en be
gon toen te lachen.
„Dat is al heel toevallig! Ik heet ook Mo
relli! Gino Morelli. Er zijn heel wat Morelli
in Venetië. Er is een tijd geweest, dat zij van
adel waren. Een van hen bezat een palazzo aan
het Canale Grande in den tijd van de Doges.
Nu zijn de meesten van hen arm. net als ik. Wij
moeten voor ons levensonderhoud werken, wat
afschuwelijk is.”
„Wat doet u voor uw
vrijmoedig.
Hij haalde zijn schouders op.
„Als ik werk en ik geef er de voorkeur
aan niet te werken dan beschilder ik Vene-
tiaansch glas dat meestal door Amerikanen en
Engelschen wordt gekocht. Om redenen, die ik
u niet kan zeggen, haat ik het baantje echter
vreeselijk!”
„En wanneer u niét werktwat doet u
dan het liefste?” vroeg Jane, terwijl zij tegen
hem lachte.
Ze voelde zich tot dezen jongeman aan
getrokken. Het was wonderlijk en hoogst in
teressant, dat hij ook Morelli heette. Ze
moesten stellig neef en nicht zijn, of zooiets.
Hij haalde weer zijn schouders op en zijn lip
pen spitsten zich tot een glimlach.
„Er is altijd zee en zon,” zei hij toen. „Ik ben
een goed zwemmer. Bovendien ben ik een
zonne-vereerder, zooals de meeste Venetianen.
Kijk maar eens, hoe bruin ik ben!”
Hij stroopte den mouw van zijn witte sport
hemd op en liet zien, hoe zijn arm tot aan zijn
schouder gebruind was.
„Zoo bruin ben ik heelemaal,” vertelde hij
trotsch.
„Baadt u op het Lido? Excelsior?” vroeg zij.
Neen, niet Excelsior! Dat was voor Ameri
kaansche millionnairs. Gewone lui, zooals hij,
gingen naar de andere zijde van Excelsior. Er
was daar ruimte genoeg voor de gansche be
volking van Venetië, van wie de meesten er des
Zaterdagsmiddags en des Zondags heengingen.
Toen zei hij, alsof hij haar eerste vraag in
bijzonderheden wilde beantwoorden: „En dan:
ik houd ook veel van een onschuldige flirt. Maar
ik heb nog nooit een meisje ontmoet, dat mij
niet na een paar weken reeds verveelde. Ze
zijn zoo vreeselijk dom, die Venetiaansche
meisjes. Althans de meeste. En als ze niét dom
zijn, dan zijn ze zoo ontzettend temperamentvol
dat je direct ruzie met ze hebt. Ze denken bij
voorbeeld altijd, wanneer men eens een avond
met hen uitgaat, dat men met ze trouwen wil.
Kunt u zich iets dwazers indenken?”
Jane Rice gaf toe, dat het erg dwaas was,
indien het enkel was om eens met hen te praten
en wat uit te gaan. Ze hoopte intusschen maar,
dat hij hun hart niet brak, voegde ze er glim
lachend aan toe.
„Poeh!” riep hij uit, „Hun harten zijn niet
van Venetiaansch glas! Ze breken niet zoo licht
als glas! Integendeel: ik ben het, die te lijden
heb, door hun jaloezie en hun onverdraaglijk
humeur!”
Jane hoorde, dat hij niet bij zijn ouders
woonde die een winkel hadden aan de
achterzijde van de Rialto maar dat hij op
kamers woonde in een oud huis onder de Ponte
di Piëta, naast den scheeven toren, welken zij
waarschijnlijk wel had gezien.
„Waar logeert u in Venetië?” vroeg hij haar.
Toen ze hem vertelde dat zij in de Danieli
woonde, scheen hij erg onder den indruk.
Maar zij lachte en zei: „O neen, zóó erg
is dat niet! Mijn vader kan maar nét voor een
paar van mijn buitensporigheden betalen, dat
is alles!”
Ze dacht er over hem te vertellen, dat ze
spoedig zou gaan trouwen, met een man, die
ook niet rijk was een professor in de physio-
logie maar ze begreep direct daarop, dat dit
feit van geen beteekenis was. Bovendien scheen
het heelemaal niet te passen in de omgeving
en bij haar stemming van het oogenblik.
„U is heel mooi,” zei hij opeens met een
zekere minzaamheid in zijn stem. „Ik zeg dit
als een man, die verstand heeft van schoon
heid.”
„Uw meening is mij werkelijk een groote
eer!" antwoordde zij, terwijl ze verlegen lachte
en er een blos op haar wangen verscheen.
„En u bent óók intelligent,” voegde hij er
eenvoudig aan toe.
„O, dat kunt u nog niet weten. Daarvoor
kent u me nog te kort," riep ze uit.
Hij zag haar intelligentie in haar oogen, zei
hij, en hij hoopte, dat zij eenigen tijd in Venetië
zou blijven, opdat hij haar beter kon leeren
Het was toen zij er ongeveer tien minuten
alleen gezeten had, genietend van den heer
lijken, Venetiaanschen avond, dat zij zich pra
tend vond met Gino Morelli.
Ze had den jongen man al eerder opgemerkt
tusschen de menigte. Het was onmogelijk ge
weest, hem niét op te merken, omdat er iets
rusteloos en schichtigs aan hem was. Hij scheen
eerst naar iemand onder de voorbijgangers te
hebben gezocht; toen had hij zich resoluut om
gedraaid en zijn blikken langs de tafeltjes op
het terras laten gaan, alsof hij de persoon, die
hij* zocht, daar zou vinden
En het was terwijl zijn blikken onderzoekend
langs het terras dwaalden, dat hij Jane Rice
zag. Hun oogen ontmoetten elkaar gedurende
eenige seconden, omdat zij juist naar hem keek
en bij zichzelf dacht, hoe knap en aantrekkelijk
hij er uitzag. Het was een lange, jonge man, met
breede schouders en borst, ofschoon zijn middel
slechts smal was. Hij leek wel een klassiek
beeld, terwijl hij daar zoo stond met één hand
in zijn zij, zijn hoofd opgeheven als een athleet.
Hij droeg zijn haar op Venetiaansche wijze:
kort in den nek en van voren in een bosje, en
hij had een interessant gezicht met een langen
neus, amandelvormige oogen en een kleinen
mond, zooals op het portret van den Veneti
aanschen edelman, dat zij had gezien in een
museum te New York.
Gedurende enkele seconden keek hij haar aan
met een onderzoekenden blik, zoodat ze een
andere richting uitkeek en net deed, alsof ze
niet merkte, dat hij haar gadesloeg. Toen, op
eens, was zij er zich -van bewust, hoewel zij
het vermeed naar hem te kijken, dat hij tegen
over haar stond aan het tafeltje.
„Is deze stoel bezet?" vroeg hij in
Italiaansch.
„Neen,” antwoordde ze.
„Grazie!"
Hij ging zitten, stak een sigaret op en bood
er toen haar ook een aan, die zij met een glim
lach accepteerde. Waarom ook niet? Ze was op
het plein van de San Marco, in Venetië
„tl ziet er als een Italiaansche uit,” merkte
hij op, terwijl hij weer naar haar keek met zijn
amandelvormige, glimlachende oogen. „Maar
toch geloof ik niet, dat U een Italiaansche is!”
„Ik ben een Amerikaansche,” vertelde ze hem.