HET OUDE TOLHUIS
»k.
J
feur,
wat
J
brek
KIJF
eilan
D>
aller
K<
ze b
een
werl
het i
veel
„L
wart
's
zake
trots
Ai
de r<
„C
maki
tien
en a
„f
makt
zoov
twee
D<
met
H<
jongt
„We
zien,
De
huisj
op hi
„11
spral
bij; i
mij
hierc
zette
eenic
01
cour;
make
hoor
Ze
vrien
ninge
„K
fietsen; op
vroolijk jong
van den
waren
me op het denkbeeld. We
kreet
heb het gevonden!” riep ze uit. „Die „Zullen we hun adressen vragen en ze opsturen
als ze klaar zijn en hun verzoeken ons het geld
te zenden?”
„Wel natuurlijk niet, jouw onschuldig kind,"
antwoordde de wereldwijze Olga. „We zouden
de eene. helft terugkrijgen en de andere helft
zouden ze houden en vergeten te betalen. Neen,
vooruit betalen; dat zullen we als copditie
stellen. Ze moeten het er dan maar op wagen.
„Prachtig,” stemde Kathy toe. „Nu ga ik het
moeder vertellen en dan zullen we alles in ge
reedheid brengen.”
EEN HANDELAAR IN COCOSKOEKFN IN NEDERLANDSCH-GUINEA. - De koeken, die hij
verkoopt, worden gemaakt van het vleesch der zeer jonge cocosnoten, dat in cocosolie wordt
gebraden. Een grootere delicatesse kan de inboorling van Guinea zich moeilijk denken.
Drie dagen later was de zaak in orde. Me
vrouw Graham was door de vereenigde po
gingen der enthousiaste meisjes voor het feit
gewonnen en daar Kathy de eigenares van het
toestel was, mocht zij den eersten morgen in
functie treden. Het was een stralende zomer
dag en toen ze daar met haar camera op den
weg tegen het met rozen begroeide tuinhek
stond, zag ze er zoo allerliefst uit, dat menig
passeerend motorrijder wel even zou wenschen
te stoppen al was hij niet van plan zijn foto
te laten maken.
Maar den geheelen morgen gebeurde er niets;
ten laatste kwam er een kleine auto vol vroo-
lijke jongelui den weg op.
L-J et huisje aan den grooten verkeersweg
had vroeger als tolhuis dienst gedaan.
I I Thans waren de hekken verdwenen en
de auto’s passeerden er den heelen dag tot laat
in den nacht zonder te stoppen.
Het had echter nog steeds zijn voorkomen
van vroeger behouden; doch inplaats van den
bedrijvigen tolbaas en zijn gezin woonde er nu
een ongelukkige, eenzame familie.
Twee jaar geleden verkeerden de Grahams
in geheel andere omstandigheden; inplaats van
het kleine tolhuis bewoonden zij toen een prach
tig heerenhuis in de stad en beschikten zij over
een grooten staf bedienden. Thans was een
daghitje de eenige hulp. De heer Graham, een
wreed, onmeedoogend zakenman: had zelfmoord
gepleegd. Zijn zaken waren achteruitgegaan; hij
had de boeken vervalscht en toen zijn geknoei
niet langer verborgen kon blijven, had hij er
eenvoudig een eind aan gemaakt.
Na de catastrophe vluchtte mevrouw Graham
met haar dochter Kathy uit de stad, waar zij
zooveel vrienden en kennissen hadden. Ze be
groeven zich in het tolhuis aan den straatweg,
dat juist leeg stond en haar ’n veilig toevluchts
oord leek.
De oude dame voelde zich gebroken; ze had
haar man zeer lief gehad en miste hem meer
dan ze zich wel wilde bekennen.
Kathy dacht er anders over; het gebeurde
liet haar tamelijk onverschillig; ze had haar
eigen verdriet te dragen. Haar vaders dood
roerde haar niet; behalve dat ze meelij met haar
arme moeder had. Haar liefde voor hem was
gestorven toen hij tusschen haar en Cyril was
gekomen.
Ze was toen heel jong, te jong om zich tegen
haar vertoornden vader te verzetten, toen deze
den armen journalist weggestuurd had en eiken
omgang met zijn dochter had verboden tot de
jongeman zou kunnen bewijzen, dat hij in staat
was, een vrouw te onderhouden. Kathy had
veel geschreid en Cyril was naar Australië ver
trokken en uit haar leven verdwenen. Menig
andere man had naar haar hand gedongen, doch
vergeefs.
„Natuurlijk ben ik er zeker van, dat ik hem
nooit meer zal terugzien,” zuchtte ze tot haar
hartsvriendin Olga, de dochter van den do-
werkelijk iets fijns en bijzonders!”
zullen foto’s maken van de jongelui op motor
fietsen. Ik ben er van overtuigd, dat zij het
aardig zullen vinden, gekiekt te worden en er
gaarne wat voor over zullen hebben. En jij
kunt zoo goed met je fototoestel omgaan,
Kathy!”
„O, Olga, wat zou dat aardig zijn! Ik wilde.
dat ik al dadelijk kon beginnen,” riep Kathy
enthousiast uit. „Laten we vlug alle détails gaan
uitwerken.”
Beide meisjes waren vol vuur.
„In de eerste plaats moeten we een groot
reclamebord hebben,” opperde Olga. „Ik ge
loof, dat er nog een in de schuur van de
pastorie is; dat zal ik wel kunnen krijgen. Alle
auto's en motorfietsen moeten hier vanwege de
vele bochten langzaam rijden. Dat is een groot
voordeel voor ons en onze zaak.”
„We zullen om beurten de opnamen doen en
de platen ontwikkelen,” stelde Kathy voor, ter
wijl ze opgewonden in de kamer heen en weer
liep. „De opbrengst zullen we gelijk deelen.
Maar de menschen kunnen toch niet buiten
wachten tot de foto’s gereed zijn?” vroeg ze
BIJ DEN BAKKER OP CELEBES. (Ned. Oost-Indië). Men schenke vooral aandacht aan de
bizarre dierfiguren van brood, die denken doen aan de ten onzent bekende koeken van taai-taai,
en het bewijs zijn, dat de bakker van onze foto zijn vak op uitnemende wijze verstaat. Men ziet
trouwens wel, hoe trotsch hij het gebaar maakt van: „Het is
minee. „Maar ik kan tóch niet van een ander
houden."
In den geheelen omtrek van het tolhuis waren
geen jongemannen te bekennen en geldzorgen
speelden een groote rol in de beslommeringen
van eiken dag.
Kathy zat in de kleine vriendelijke huiskamer
en legde haar vriendin den toestand uit.
„Zie je, Olga, ik voel dat ik moet werken en
geld verdienen. Als ik maar wist op welke
manier!”
„Ik zou niet weten, wie je hier in dit af
gelegen gat voor eenig werk zal betalen,” ant
woordde deze weinig bemoedigend, ,,’t Is een
somber vooruitzicht! Maar we zullen er wel iets
op vinden; je moet alleen wat geduld hebben!”
Kathy zuchtte. Ze had niet veel vertrouwen
in de laatste woorden van haar vriendin. Ze
keek lusteloos naar buiten. Op den straatweg
passeerden verscheidene auto’s en
de duo van een motorfiets zat een
meisje, dat haar arm om het middel
berijder had geslagen. Toen ze voorbij
uitte Olga een kreet van vreugd.
„Ik 1
beiden» brachten