I
I
F
N
t
OP
HET
VERKEERDE DOEL
GEMIKT.
L
kl
het eerst
O
vond
teeken, om
A
Verk
plaat
rijwk
veld
Ter
te At
d
„Ik heb gezien, dat een jongeman op dat
uw dochter te kus-
„Neen."
„Dan was
partijtje getracht heeft
sen.
„En hèèft hij haar gekust?”
het beslist mijn dochter niet!
I
I
L
zou ikmM
ze niets hielpen. Maar de meeste haar
groeimiddelen deugen dan ook evenmin
voor den groei van het haar als voor het
maken van cocktails."
„Juist," beaamde de klant.
„Maar ik ken een haar-voedingsmiddel,"
ging de kapper voort met goed bestudeer
den nadruk, „dat alles doet, wat er van
gezegd wordt en méér zelfs nog. Ik ver
koop het zelf en ik kan het ten zeerste aan
bevelen. Als men het geregeld gebruikt en
nauwkeurig de aanwijzingen opvolgt, die
op het étiket der flesch staan, blijft het
resultaat niet uit. Telkens en telkens weer
heb ik het bij ondervinding gehad. Het is
werkelijk een uitstekend middel, mijnheer,
en ik zeg dit op grond van jarenlange er
varing." Hij zweeg even. De heer zweeg
ook. Toen vervolgde de kapper: „Een klei
ne flesch kost maar één gulden vijftig en
een groote flesch, die driemaal zooveel
inhoudt als de kleine, kost een rijks-
daalder.
„Hoe heet dat goedje?" vroeg de klant
nu opeens.
„Promoto, mijnheer," antwoordde de
kapper. „Gants Promoto.”
„Verkoopt u het veel?" wilde de magere
heer weten. „Ik voor mij beoordeel de
waarde van een artikel altijd naar zijn
verkoop. Een goed artikel verkoopt zich
zelf, geloof ik.”
„Gant s Promoto," zei de kapper met
klem, „gaat weg als koek, als ik het zoo
eens zeggen mag. Ik verkoop er tien maal
zooveel van als van alle andere haargroei
middelen samen die ik in mijn winkel heb.
Mijn klanten, die het hebben gebruikt, heb
ben het overal aanbevolen. En dat is na
tuurlijk de beste reclame, nietwaar?”
Hij zweeg even.
De jongeman: „Zou....
ik met uw dochter trouwen?”
De Piepa (die een vischwinkel heeft en
achter zijn toonbank staat): „Wat?!”
De jongeman: „Een ons garnalen alstu
blieft!"
FAe kapper had bijna al zijn kruit ver-
I J schoten over de sprekende film, de
revolutie in Monaco en den tocht der
drie vliegbooten naar Indië.
De klant, een lange, magere heer met
pientere, bruine oogen, had al zijn opmer
kingen éénlettergrepig, maar daarom niet
op onaangename wijze beantwoord. De
toestand hield dan ook, naar de kapper
meende, een belofte in. En hij besloot
zijn mond niét te houden.
„Uw haar wordt een beetje dun boven
op, mijnheer," merkte hij op, na een
oogenblik te hebben nagedacht over wat
hij zou kunnen zeggen.
„Mijn haar," antwoordde de heer, „gaat
den weg van alle haar.”
„Toch is het jammer, mijnheer," mom
pelde de kapper, na eerst, zooals het be
hoorde, te hebben gelachen over de gees
tigheid van den klant, die voor
zijn salon bezocht.
„Dat is wel zoo," antwoordde de ma
gere heer filosofisch, „maar toch ben ik
niet van plan nog meer haar te verliezen
door er over te piekeren."
„Nu ja, mijnheer, maar uw haar is ook
nog niet zóó, dat er geen redden meer aan
is, om het zoo eens te zeggen," begon de
kapper zijn wel voorbereiden aanval.
De klant gromde iets onverstaanbaars.
„Met een beetje zorg, mijnheer,” ver
volgde de kapper, zijn schaar heftig knip
pen latend in de lucht, „zoudt u binnen
heel korten tijd al weer een ander hoofd
kunnen hebben."
„H m," was het antwoord.
„U is waarschijnlijk een beetje scep
tisch, mijnheer," ging hij handig verder.
„Misschien heeft u alle aanbevolen haar
groeimiddelen aangewend en vond u, dat
HET VERHAAL VAN DE GELAPTE
BROEK.
Een dame adverteerde eens voor een
man, die haar tuin moest opknappen. Er
boden zich twee sollicitanten aan. Terwijl
zij met hen stond te praten, merkte zij,
dat haar moeder haar wenkte om den
kleinsten man te huren.
Toen de dochter met haar moeder alleen
was, vroeg zij:
„Waarom gaf u mij toch een
dien kleinsten man te huren? De ander
had een veel netter gezicht!"
„Gezicht!” riep de moeder uit. „Maar
als je iemand voor je tuin wilt hebben,
moet je niet naar zijn gezicht, doch naar
zijn broek kijken. Als die op zijn knieën
gelapt is, moet je hem nemen; als zijn
broek echter van achteren is versteld,
moet je hem niet nemen!"
„Jantje, tante Marie heeft een baby ge
kregen, zoodat je vader nu de oom van de
baby is geworden, je moeder haar tante en
jij haar neefje! Vind je dat niet leuk?"
Jantje: „Jullie hebban het gauw onder
elkaar uitgemaakt, dat moet ik zeggen!”
Toen voegde hij er bij wijze van klap op
den vuurpijl aan toe: „De vorige week heb
ik weer een grooten voorraad aangekre
gen, maar ik heb bijna alles al verkocht
Ik heb nog slechts drie kleine en twee
groote flesschen over.”
„Schitterend,” gaf de magere heer met
de pientere oogen toe.
Het bleef na deze woorden een oogen
blik stil.
„Zoudt u ook niet eens een flesch koo-
pen, mijnheer?" vroeg de kapper hoopvol.
„Een flesch koopenT' herhaalde de an
der verbaasd. „Neen, dat zal ik stellig niet
doen. Maar ik zal u zeggen, wat ik wel
zal doen,” vervolgde hij, terwijl zijn oogen
eigenaardig begonnen te schitteren. „Ik zal
een order voor u noteeren voor nog vier
en twintig kleine en twaalf groote fles
schen." Hij zweeg even beteekenisvol.
Toen ging hij verder: „Ik ben namelijk
Gant zelf. Mijn vertegenwoordiger bezoekt
u geregeld, maar uw bestellingen zijn
naar verhouding van hetgeen u beweert
van mijn artikel te verkoopen, nogal ge
ring.
De heer met de pientere oogjes zweeg
en lachte
De kapper zweeg en lachte ook. Maar
hij als een boer, die kiespijn heeft!
’V
ITN RUSTHLJISJE, dat eenige kolonisten in Zuid^Amerika in een Mahonieboom
hebben gemaakt.
‘i*
r.
Bt