VOOR DE JEUGD
H
n
1
i
I
N
I
I
tl
I'
M
fj
WIE KAN HET?
RAADSELS.
HET AVONTUUR VAN
HET DUBBELTJE
„Je bent
Zij
r
vor
of
eerste
■paq ph
■juB^uajmq 3Q
duim en is
uaoqospuEq uag
het
toe.
den
ge
wei
mir
toe
het
I
her
twi
one
ble>
op
one
bel
'l
I
wa
doe
wij
ber
wa
lasl
„V
mo
9e£
sch
hoi
zoe
bis
enr
wa
gel
de
I
gev
ten
zee
gel
gei
te
hee
om
uit
krij
I
taf<
ik
one
I
wa
ligt
Nu
lev
mo
me:
I
hot
pas
zal
bet
zijr
zijr
twi
Na
I
op
ma
die
Welke kant van den hond is het meest be
haard?
Welke oude uitvinding moet iederen dag
weer opnieuw gedaan worden?
Welke is de langste letter van
•jhtn u uba
Wat heeft vier vingers en een
toch geen hand?
De medische wetenschap kent ’n medicijn, dat
Phenyldimethylpyrazolonamidomethansulfon-
zuur natrium heet.
Wie van jullie kan dat woord drie maal vlug
achter elkaar uitspreken, zonder te hakkelen?
Dat ik het niet eens één keer kan, moeten
jullie niet verklappen, hoor!
zeer welkom,” zei een deftig kwar
tje, „want sommigen van ons hebben al weken
en door jouw
vrijheid terug
lang in deze gevangenis vertoefd
komst zullen we nu spoedig onze
hebben.”
Dit korte toespraakje werd met luid applaus
begroet. Het dubbeltje voelde zich een heele
held, maar daar hij zeer bescheiden was, zei hij:
„Vrienden, ofschoon ik reeds geboren ben
in de dagen toen de koningin nog hangend haar
droeg, heb ik geen prettiger dag gekend dan
vandaag, want ik heb niet alleen de eer jullie
allemaal in vrijheid te stellen, maar bovendien
smaak ik het genoegen een braven jongen in
staat te stellen een dierbaren wensch veel eerder
Herinneren jullie je nog „Klein Duimpje in de
laarzen van den Reus", het ventje, dat in een
onzer vorige nummers stond afgebeeld en zoo
verschrikkelijk boos keek? Welnu, ik zei je
toen reeds, dat hij niet zoo kwaad was als-ie er
bij die gelegenheid uitzag. En inderdaad had ik
gelijk, want toen hij zichzelf zoo boos kijkend
in onze rubriek zag staan, wilde hij er met alle
geweld nog eens, maar dan met een vriendelijker
gezicht, in komen! Hier is hij nu! Herkennen
jullie hem nog?
het alfabet?
pap apjaiA jaq si atp Jirem 3Q
Waarom zijn lange menschen het luist?
uaBBq paq ut jsSuBf' ;aq (iz jepniQ
tot werkelijkheid te maken dan hij in zijn
groote geduld had verwacht.”
En een paar uur later wandelde Wim trotsch
naar huis met een mooie kleurdoos, terwijl het
dubbeltje weer nieuwe avonturen tegemoet ging
Paul kreeg des Zaterdags een ander dubbeltje
van zijn moeder, waar hij nu veel zuiniger
op was.
WAT JULLIE ZAL INTERESSEEREN
De stad Frankfurt a.M. heeft in den afge-
loopen zomer een speciaal bewijs uitgereikt aan
alle jongelui, die de bezienswaardigheden der
stad wilden bezichtigen. In de vijf maanden,
die sinds dien tijd zijn verloopen, hebben reeds
negenduizend „Wanderburschen” op dit bewijs
de musea bezichtigd.
In een oproep, welke de leerlingen der Frie-
drich-Paulsen-School te Niebüll tot de jeugd
richt om een bijdrage voor de nagelaten be
trekkingen van om het leven gekomen mijn
werkers, zeggen zij: „Wij willen onzen ouders
niet om extra geld er voor vragen. Alleen wan
neer wij iets geven van ons eigen zakgeld, is
het een echt offer!" Prachtig, hè?
In Spanje zijn twaalf Duitsche scholen.
Op de Soenda-eilanden worden vaak
paardenrennen gehouden, waarbij de jockeys
pas twaalf jaar oud zijn!
In Denemarken is dezer dagen de
Jeugdherberg geopend.
„Ha, goeie vrienden.” riep het dubbeltje, toen
het kletterend in den steenen spaarpot viel, „ik
ben blij eindelijk in zulk goed gezelschap te
zijn gekomen en ik denk, dat jullie het wel
aardig zullen vinden het merkwaardige avon
tuur te hooren, dat ik zoojuist heb meege
maakt.”
Een rinkelend applaus weerklonk
„Nou, goed dan," vervolgde het dubbeltje,
gestreeld door al dien bijval, „het zit zóó: On
geveer een half uur geleden was ik het eigen
dom van een jongetje, dat Paul heette. Een
lastige, moeilijke jongen van ongeveer zeven
jaar oud. Terwijl hij voor het open raam van
de huiskamer op de derde verdieping aan de
straat zat, nam hij mij uit zijn zak en amuseerde
zichzelf door mij heen en weer te laten rollen
in de vensterbank.
„Aanstonds laat je mij op straat vallen,” zei
ik telkens tegen hem. „En wat moet je dan be
ginnen?"
Maar hij luisterde natuurlijk niet naar mij en
zelfs toen zijn moeder zei: „Paul, als je je dub
beltje laat vallen, zal ik je geen ander kunnen
geven," begon hij alleen maar te schreeuwen
en ongeduldig met zijn voet op den grond te
stampen. Maar hij ging door mij over de ven
sterbank te laten rollen tot ik over den rand van
het kozijn schoot, naar beneden viel, naar be
nedenop straat.
Zoodra ik tot mezelf was gekomen, was ik
wat blij, dat ik van Paul verlost was. Ik begon
mij juist af te vragen, wat er nu met mij zou
gebeuren, toen ik een dame met een aardig
klein jongetje zag komen aanwandelen. Zij
kwamen naar de plaats, waar ik lag. Het was
een heel aardig ventje en ik hoopte maar, dat
hij mij zien zou wanneer hij dicht genoeg bij
mij was. Maar op datzelfde oogenblik hoorde
ik een geluid, dat mij deed begrijpen, dat Paul
naar beneden kwam. O, wat schrok ik! Zou
hij op straat zijn, voordat het aardige jongetje
mij zou hebben gezien? Rom-bom-bom gingen
Pauls voeten op de trap, over het portaal, door
de gang benedenHet aardige jongetje was
nu echter vlak bij mij.
„Zie mij, zie mij,” fluisterde ik. „Paul is bijna
op straat! Wees vlug, of.hij zal mij weer in
zijn bezit hebben!”
Tot mijn onuitsprekelijke vreugde zag
aardige jongetje mij en sprong naar mij
„Kijk eens, moeder!” riep hij, mij van
grond oprapend. „Ik heb een dubbeltje
vonden."
„Dat is een buitenkansje voor je, 'Wim,” zei
zijn moeder.
„Ja,” riep Wim, huppelend van pret. „Het
is het laatste dubbeltje, dat mij nog ontbrak om
die mooie kleurdoos te koopen. Nu zal ik niet
hoeven te wachten tot Zaterdag.
„Je wilde zélf tot Zaterdag wachten, Wim,"
zei zijn moeder. „Je bent zoo lief geweest, dat
ik je graag dat dubbeltje gegeven zou hebben.”
„Ja, moeder, dat weet ik wel,” antwoordde
Wim. „Maar nu ik het dubbeltje heb gevonden,
nu kunnen wij de kleurdoos zeker vandaag nog
wel gaan koopen?”
„Zeker, vent," zei zijn moeder. „We zullen
er vanmiddag direct op uitgaan."
Op dat oogenblik sloegen wij den hoek van
de straat om en ik kon nog net zien, hoe Paul
naar mij liep te zoeken. Maar hij vond me
natuurlijk niet!
Direct toen Wim thuiskwam, gooide hij mij
in dezen spaarpot en hier ben ik nu, beste
vrienden, tot we er allemaal vanmiddag zullen
worden uitgehaald om de kleurdoos te gaan
koopen.”