I
'I 1
anderen rommel
de
er
ll
d'r nog niet
De oude dame: „Ik heb een bril noodig, jongmensch.”
Winkeljuffrouw (verontwaardigd)„Daar twijfel ik geen oogenblik aan,
mevrouw.
„In rd m< aeer. Ik Den <1 r den heelen dag ai
allemaal ut.”
De dorpsbrandweer moet
midden in den nacht van
zijn jaarlijksch gemaskerd
bal uitrukken.
was licht
f
k hei ze
Klant: „Wat! De eieren twintig cent per stuk En de kranten
schrijven, dat de prijzen zullen dalen tot het niveau van vóór den
oorlog!"
Winkelier„Dat ken best weze, mevrouw, maar ik verkoop geen
eieren van vóór den oorlog."
Mijnheer„Marie, ik heb mijn portefeuille met honderd guldei
in het costuum laten zitten, dat ik gisteren aan had. Heb je ze
misschien ergens gevonden
Marie: „Nee mijnheer. Mevrouw heeft Uw costuum opgeborgen.'
Mijnheer: „En waar is Mevrouw nu?"
Marie: „Le is een kwartier geleden op een drafje gaan winkelen,
mijnheer."
Loodgieter (tot zijn Knechtje)
om de spulle gedacht deze ke>
me weze motte."
Rechter: „Heb jij den getuige een flesch bier naar 't
hoofd gegooid?"
Beklaagde: „Jawel, Edelachtbare. Maar 't
bier!"
„Spit den tuin eens flink om en gooi al de blikjes en
hntt nt
mau o