1
I
I
f J
I
I
I
I
I
Ik
A
I
i
halen.
DE LACHENDE SNEEUWBAL”.
t
TT'
1
>i
I
r*-'30 I
was. ontbood
steeds is men. wat men schijnt en niet steeds
schijnt men, wat men is. Er hebben wel jon
gleurs bestaan, die een troon erfden
„Mogelijk in China! Maar niet in Frankrijk!’
protesteerde Hortense.
„In China! Juist; in China!” riep Ta-to-Ta uit.
„In China met zijn mysteriën!"
Hortense was slim. De brief van Mé-tcho-ri
had haar reeds op een gedachte gebracht en
nu meende ze het geheim te doorgronden
„Stellig is hij een rijkaard, die op mijn meesteres
verliefd is en onder een vermomming bij haar
is binnengedrongen! En nu zal hij van mij gaan
houden met mij trouwen! Mijn fortuin is
gemaakt!”
Bij die gedachte voelde ze haar hart kloppen
van trots en ze wierp den gelen jongeling zulk
een teederen blik toe, dat deze niet aarzelde en
het hem toevertrouwde voetje even met zijn
lippen aanraakte.
Alice Berry vloog de kamer binnen.
„Jou slechte vrouw, ondeugend schepsel! lij
wilt mijn plaats innemen en keizerin worden!
De dochter van een concierge! Wat denk je
wel? Ik zal den prins ontvangen en hem alles
vertellen, begrijp je. En nu uit mijn oogen
als 't je blieft.”
Toen Hortense den volgenden morgen voor
haar meesteres verscheen, kon deze slechts met
moeite een kreet van verrasing bedwingen.
Wat zag ze er uit! Haar linker wang was hevig
gezwollen.
„Wat heb je?” vroeg Alice, die geen wrok
jegens het meisje koesterde.
„Een ontsteking," snikte Hortense. „Ik denk,
dat de teleurstelling en het verdriet in mijn
kiezen zijn geslagen. O, wat heb ik een pijn!"
„En je wou me nogal verlaten om keizerin
te worden,” spotte Alice.
„O neen, mevrouw; ik houd te veel van u.
Enik kan toch niet verhinderen, dat u den
prins alles vertelt en dan zal hij stellig niets
meer van mij willen weten. Op t oogenblik
heb ik geen ander verlangen dan naar een
tandarts te gaan.”
„Ik ga met je mee,” Verklaarde Alice edel
moedig. „Bestel den auto. Op de Place di’
Trocadéro woont een bekwaam tandarts; maak
je gereed.”
Een kwartier later bevonden beiden zich bij
den tandtarts.
(Foto: U7. v. d. Sommen, Bussum)
Toen de pédicure vertrokken
Alice Berry haar kamenier.
„Laat me eens zien, hoe hij z’n werk heeft
gedaan,” sprak ze. „Niet slecht! Neen! Heeft
hij een zachte hand?"
„O neen, mevrouw, zijn hand is hard," ant
woordde Hortense gejaagd. „Heel hard; doch
hij zal 't wel leeren; ik maak hem attent op de
meest gevoelige plekjes van uwe voeten. Nog
enkele malen en dan kunt u zich aan hem toe
vertrouwen.
„Éénmaal nog is voldoende. En als het niet
voldoende mocht zijn, neem ik een ander en
daarmee uit!”
„Nog slechts één behandeling,” dacht Hor
tense met schrik. „Ik heb slechts één uur om
hem te veroveren.”
En terwijl ze er over peinsde, hoe ze hem
het best tot een aanzoek zou kunnen bewegen,
verheugde de Chineesche prins zich, op weg
naar huis, in het vooruitzicht de liefde der be
koorlijke Alice Berry te zullen bezitten.
Zoo aantrekkelijk mogelijk, in haar meest
flatteuse japon, ontving de jonge, eerzuchtige
kamenier acht dagen later haar pédicure. Ze
had slechts één uur om zijn beslissende ver
klaring uit te lokken en dat uur moést en zóu
voldoende zijn. Nauwelijks had ze hem haar
voet gereikt of ze stamelde met een van ont
roering trillende stem:
„Ik heb toch zóó vreemd gedroomd,
droomde, dat een voornaam vreemdeling, die
mij in den schouwburg had toegejuicht, om mij
beter te leerén kennen, vermomd bij mij binnen
drong. Hij wilde door mij om zijn persoon en
niet om zijn rang bemind worden! Dadelijk ge
voelde ik me onweerstaanbaar tot hem aan
getrokken hij scheen erg verlegen en daar
om zei ik tot hem: „Mooie onbekende, ik heb
u lief!””
„O, schoone bloem, liefelijke vrouwe!” riep
de pédicure uit. „Ge hebt het begrepen. Thans
zal ik niet langer zwijgen. Uw hart heeft aan
den roep van het mijne beantwoord! Ik heb
u lief! Word m’n vrouw en volg mij dan naar
China! De keizer is mijn oom en daar hij geen
kinderen heeft, zal ik éénmaal keizer zijn van
het Hemelsche Rijk."
„Lieve hemel!” kreunde Hortense, overstelpt
van vreugd.
„U wilt mij dus volgen?”
„Ik ben bereid u te volgen.”
„Overmorgen om vier uur kom ik u
Wilt u?”
„Ik wil, o, mijn prins!”
Zoo kwam de verloving tot stand.
Doch nauwelijks was de prins vertrokken, of
..Aha.' sprak hij. „Welk een eer!”
„Ik kom voor mijn kamenier,” legde Alice
hem uit. Op hetzelfde oogenblik vernamen ze
een gerinkel van gebroken glas. Allen zagen om.
In een hoek van de spreekkamer stond een
knecht in gebukte houding en raapte vlug de
overblijfselen van de flesschen op, die hij had
laten vallen. De dokter was woedend.
„Stommerd,” riep hij uit. „Moet je dan altijd
wat breken? Vooruit; sta op en ga heen.”
Hoewel de knecht moeite deed, zijn gezicht
te verbergen, zag Hortense onmiddellijk, wie
hij was.
Ze uitte een doordringenden kreet.
„Prins Ta-to-Ta! Prins Ta-to-Ta!”
„Spot u met mij?” vroeg de tandarts, terwijl
de knecht zich ijlings uit de voeten maakte.
„Een prins? Welke prins? Het is een ellendige
Chinees. Die ezel breekt mijn flesschen, steelt
mijn sigaren en bedrinkt zich met den alcohol,
dien ik voor mijn praktijk noodig heb
„Wat? stamelde Alice. „Is hij geen prins?
Een gewone huisknecht? O, wat een sluwe be
drieger!"
Terwijl Alice haar woede uitte, lachte Hor
tense echter inwendig om de geslepenheid van
den zoogenaamden prins en het spel, dat hij ge
speeld had en waarvan haar meesteres de dupe
zou zijn geworden als zij. Hortense, geen kies
pijn had gekregen van opwinding!