3
i jj
Iff
t
5 4
P
11
1RME
llli]
1*^
,i
<^iïïïïnï«iüiift
(é'HHIti
4
uwr
illlllll'lw
1 1
Pd
V
snapt en zwemt hier nu ergens in huis rond.'
overhemden in dien koffer!
“mg™
’l vi
ijn
I
RRB
i
Douane-. „Er zitten vijf en
Reiziger„Dat s weer iets
eens aannu
doen1"
16
en twintig overhemden
Mevrouw (tot haar echtgenoot, die in zijn onder
water staand huis terugkeert)„Let goed op, waar
je loopt, lieve. De goudvisch is uit zijn kom ont-
-1
„Daar gaat ouwe Janus. Hij heb zooveel schuld
hier in de stad, dat-ie een baantje bij een ijzer
handelaar heb motten zoekendan ken die den
heelen dag ijzeren teilen op z'n kop dragen 1”
Aanbidder: „Wat 'n pech, zeg! Waarom heb je mij niet verteld, dat
er een fuif was
Het meisje„O nee, er is niemand. Al deze jongens kwamen mij een
bezoek brengen maar nadat zij vader hadden gezien, hebben zij zich om
hun hoed en jas niet meer bekommerd.”
I
Dame (gedurende t onderhoud met vermoedelijk aanstaande dienstbode)
„Had u moeilijkheden met uw vorige mevrouw, toen u wegging
Dienstbode„Absoluut niet. Ik sloot 'r op in de badkamer, pakte mijn
koffer en smeerde 'm I”
twintig zijden overhemden in dien koffer!
van dien stommen knecht van mijDenk
moet ik een heele week met vijf
Vrouwlief (het huis verlatende na een ruzie)„En begrijp mij goed,
Alfred, dat ik nooit meer een voet in dit krot zet 1"
Het knulletje (tot revue-girl)„Mag ik u hand-
teekening hebben, juf? Toen u gisteravond van
't tooneel ging, was ik degeen, die klapte."
j 7