DAT WAS ALLES, WAT ZE WILDE HOOREN
EEN COMPLEET VERHAAL
terugkwam.
haar
- 6 -
ik ben
ons geen
maar het
knoopen van haar eenvoudige sportjasje. Toen
zei ze: „Hoor eens, Bobby! Ik hoop voor jou,
dat die zucht naar snelheid, naar sensatie, naar
iets anders, of hoe je het noemen wilt, blijvend
zal zijn en dat je er altijd bevrediging in zult
vinden. Ik hoop dat werkelijk voor je, opdat je
er later geen spijt van zult hebben, dat je nu
alles weggooit
Bij de laatste woorden maakte zij een ge
baar met haar hand, waardoor hij haar niet mis
kon verstaan. Hij wist, dat hij haar den rug
toekeerde hl
kameraadschap en
bang voorgevoel,
hartstreek. Toen vermande hij zich en lachte
geforceerd-opgewekt: „Leila! Je praat, alsof ik
nooit meer 1
toch zoo lang niet meer
over
greep allebei
niet, Leila? Ik zou je zoo graag alles willen ver
tellen, van hetgeen ik in Amerika meemaak.
Mag ik je vaak schrijven?”
Ze keek hem niet aan, want ze had moeite
haar tranen terug te dringen, toen ze antwoord
de: „Natuurlijk mag je mij schrijven, Bobby.
Zoo vaak en zoö lang als je wilt.”
„Goeie, beste Leila,” dacht hij, toen ze
samen tusschen de velden door naar huis wan
delden. Ze was er zoo flink onder geweest.
Later, als hij succes had gehad en
wie weet
l—l et was een groote opluchting, dat hij het
I eindelijk gezegd had. Lang had hij geaar-
1 zeld, alvorens hij het haar had durven
vertellen. Zwijgend had ze naar hem geluisterd,
terwijl ze op het ruw-houten hek van het wei
land zat en hij aan haar voeten in het gras lag,
niet durvend opkijken en met zijn slanke, bruine
vingers plukkend aan het jonge gras. Ze had
niets gezegd, niets gevraagd....
Eindelijk waagde hij het, naar haar op te zien.
Gelukkig, ze huilde niet. Haar kleine, smalle
gezichtje zag wat bleeker dan gewoonlijk, maar
er waren, den hemel zij dank, geen tranen in
haar blauwe oogen. Verlicht haalde hij adem.
„Je begrijpt het wel, nietwaar, beste Leila?”
„O, ja, ik begrijp het heel goed, Bobby,” ant
woordde ze rustig. „Ik heb het al eerder ge
merkt, dat je niet gelukkig was. Je was zoo rus
teloos.
„Juist, dat is het,” gaf hij gretig toe. „Dat is
het, wat ik altijd ben geweest: rusteloos! Ik weet
niet, hoe het komt. Misschien zit het in mijn
bloed.”
Hij stak zijn arm uit en legde zijn bruine hand
op de hare, die op heur knie rustte. Ze maakte
geen aanstalten zijn hand weg te duwen, maar
evenmin beantwoordde zij de aanraking, die als
een hartelijkheid was bedoeld.
Natuurlijk, zoo redeneerde hij tegen zichzelf,
natuurlijk voélde zij het. Hij had haar tenslotte
duidelijk genoeg laten merken, dat hij om haar
gaf, had haar zelfs in den waan gebracht, dat
hij met haar wilde trouwen. Niet, dat hij het
ooit met even zooveel woorden had gezegd;
maar een meisje merkte heel goed, wanneer een
man haar tot zijn vrouw wil hebben. En nu had
hij willens en wetens aan alles een eind ge
maakt. Practisch gesproken, beteekende hetgeen
hij had gezegd een afscheid: Dat wist hij, en
hij begreep, dat ook zij dit wist.
„En dus is je vader bereid, je overtocht naar
Amerika te betalen en je daar opnieuw te laten
beginnen?” vroeg ze langzaam.
„Ja! Het is heel aardig van m’n ouwe. Hij
vindt het natuurlijk niet prettig, maar dat kan
ik hem niet kwalijk nemen. Hij heeft kort ge
leden pas een tamelijk bedrag moeten betalen
om mij bij Winter Edge-in te koopen. Maar
hij is verstandig genoeg om in te zien, dat er
nooit een goede manufacturier uit mij zal
groeien en hij weet, dat motor-racen altijd mijn
ambitie is gpweest. Mijn oom in Boston maakt
motorrijwielen, weet je race-modellen
zoodat ik mij bij hem in het racen bekwamen
kan.”
Gedurende eenige oogenblikken zweeg Leila;
haar vingers plukten zenuwachtig aan de
AAN DE BEEK
Er heerschte een feestelijke stemming in het
oude, kleine stadje Linlow. De meeste huizen
vlagden en aan den ingang van de stad hing
een over de straat gespannen doek, waarop met
groote letters stond: „Bravo Bob!”
Meer dan vijf jaar waren voorbijgegaan sinds
Bobby zijn geboorteplaats en zijn geboorte
land had verlaten onbekend, ongemerkt. En
nu was er in de oude en de nieuwe wereld bijna
geen mensch, die zijn naam al niet eens had ge
lezen of had hooren noemen. Zijn portret had
in alle couranten, in alle weekbladen gestaan.
Want was hij niet Robert J. Endell, beter
bekend als „Waaghals Bob”, de jonge motor-
racer, die in Florida bij de laatste rennen het
wereldrecord op zijn naam had weten te bren
gen? En nu, vier weken nauwelijks na dit
buitengewone sport-evenement, was hij terug
gekeerd in zijn geboorteplaats, en werd er als
een held ontvangen en gevierd.
Eindelijk was alles achter den rug: het offi--
cieele welkom, de toespraken, de toejuichingen,
de maaltijd, de speeches.Eindelijk was hij
weer vrij, alleen! Gelukkig was het een mistige,
donkere avond, zoodat hij het wagen kon om
met zijn kraag op en een pet diep over zijn
hoofd getrokken, zich zonder herkend te wor
den op straat te begeven. Als een dief sloop hij
uit zijn ouderlijke woning en eenige minuten
later belde, hij aan een ouder wetsch, op
zichzelf staand huis, dat recht tegenover de
rivier gelegen was. Leila zelf deed hem open.
„Bobby! Jij!”
Hij stapte de hall in en
handen.
„Leila, je wist wel, nietwaar, dat ik zoo gauw
ik kon bij je zou komen?”
Opeens werd hij er zich van bewust, dat hij
zijn jas had uitgetrokken en ze ophing aan den
staanden kapstok van bamboe precies zooals
hij het vijf jaar geleden ook altijd had gedaan.
Toen volgde hij haar in de gezellig-ouderwet-
sche huiskamer. Eerst daar keek hij haar nauw
keurig aan. Ja, ze was nog de oude, lieve Leila.
Hetzelfde smalle, wat bleeke gezichtje, hetzelfde
krullende, blonde haar, dezelfde levendige
blauwe oogen.
„Leila,” zei hij, „ik heb je overal gezocht van
daag. Ik hunkerde er naar, je gezicht in de
menigte te herkennen, bij het station, in de
straten, bij de officieele ontvangstover
al. Maar steeds tevergeefs!”
Langzaam kleurde een blos haar gezichtje.
„Bij al de eerbewijzen, die je ten deel zijn ge
vallen, zul je mijn toejuichingen niet hebben ge
mist, Bobby,” zei ze toen.
Niet-begrijpend keek hij haar aan. Haar stem
klonk koud, bijna sarcastisch. Nu was zij niet
de oude, lieve Leila. „Wil je mij pijn doen,
Leila?” vroeg hij. ,4e wist, je moét het hebben
geweten, dat jouw welkom mij meer waard zou
zijn geweest dan al dat andere bij elkaar.”
Verbaasd trok ze haar wenkbrauwen op. „Hoe
kun je denken, dat ik dat zou hebben geweten,
Bobby? Zoo goed heb je mij den laatsten tijd
niet op de hoogte gehouden.
Dat was het dus! Ze was beleedigd, gekwetst,
omdat hij haar op het laatst niet meer zoo veel
had geschreven. Ja, het was waar, hij was den
laatsten tijd wat laksch met zijn brieven geweest,
maar hij had het ook zoo druk gehad, zooveel
moeten trainen. Dat moest ze toch begrijpen.
Een beetje onhandig begon hij het haar uit te
leggen. Maar ze viel hem in de rede: „Ach, toe,
maak geen excuses, Bobby. Je bent nooit ver
plicht geweest mij te schrijven. En je moet niet
denken, dat ikdat ik niet trotsch was op je
succes, omdat ik niet tusschen de anderen was,
iaar, en haar vriendschap,
liefde. Even had hij een
een flauwe, weeë pijn in de
Toen vermande hij zich en
terug'kom! Het duurt tegenwoordig
-om dien haringvijver
te steken! Natuurlijk, ik zal in het eerst
wel verlangen naar jou en alle bekenden, maar
dat gaat wel over! Begrijp je niet, dat ik moét
gaan, Leila, nu, nü ik jong ben en sterk en
gezond?”
Ze liet zich van het hek glijden en bleef, met
haar rug er tegen geleund, staan. „Ja natuur
lijk, begrijp ik het,’ antwoordde ze. „In aan
merking genomen de wijze waarop jij over
alles denkt, voel ik, dat het het beste voor je
is, als je gaat.”
„Ik wist wel, dat je mij begrijpen zoudt, Lei
la," riep hij opgewekt uit. „Je hebt me immers
altijd zoo goed begrepen. Je kunt niet ge-
looven, Leila, wat het zeggen wil voor een'
jongeman, wanneer een meisje hem zoo goed
begrijpt.”
Leila glimlachte bij deze woorden,
was een wrang lachje.
„Maar het beteekent toch niet zóó veel, dat
hij haar niét gemakkelijk kan achterlaten,
Bobby!”
„Leila, zóó mag je niet praten!” Hij was op
gestaan en legde zijn handen op haar smalle
schouders. „Leila, je weet heel goed, dat ik
van jou, van alle menschen ter wereld, het
moeilijkst efscheid zal kunnen nemen. Maar het
zou niet mooi van me zijn, indien ik je vroeg
op mij te willen wachten, voordat ik weet, dat
ik daar carrière zal kunnen maken. Als dat ge
beurt, dan kom ik misschien terug en
„Juist, misschien, Bobby,” antwoordde Leila
en er blonken nu tranen in haar oogen. „Maar
ik wil ook niet, dat jij je bindt. Ik wildat je
je volkomen vrij voelt als je weggaat. Je bent
pas drie en twintig en ik ben nog een jaar
jonger. Wij- mogen ons geen van beiden
binden."
„Maar ik mag je toch wel schrijven, is het