-wl R J I 4 De geschiedenis van Jimmy een tammen kraai. &/G7/ÏE7/’ de eind MIJNHEER ZEEHOND KOMT LOGEEREN MET ZIJN NEEFJES. 14 - uil vo da we ve en ho op I no da sle me zet ge. dat jas zót lav kre wa dei kre Mc bet uitl aai ver pel I sch get de ges een ver dee en we; der I van sch naa die lan| een Ma. wor R de san glot ont; hier den dat lucl win. blo] van H op daa: de i tuil did vl hr W' d< n< br kr vc nc zij as ee mi or in °F da de onderwijzer hem de deur uit- de kinderen. jongen, it. Mis er te hebben Jimm ten. Dit beviel schoon hij van metgezel van weest, en zelfs lO°Z° om een avontuurlijk be- f— venals alle andere kraaien was ook Jimmy van nederige geboorte, maar sinds den dag, dat hij uit een groen eitje in een ruw nest was gestapt, dat uitzicht bood over de stad, genoot hij een zeker aanzien. Gedurende twee weken leefde hij in zijn geboortehuis, ge kweld door honger, steeds hopend, dat er iets met zijn beide broertjes zou gebeuren, zoodat hij eens zijn genoegen kon eten. Na verloop van deze twee weken werd Jimmy uit zijn nest getild en in een kistje gezet en zoo lang hij daar iedere tien of vijftien minuten overvloedig werd gevoerd, hield hij zich rustig, slapend op zijn bedje van stroo of knipperend met zijn bleek-blauwe oogen in een hoekje zit tend. Bij ieder gerucht sprong hij echter op ais een duiveltje in een doosje. Dan rekte hij zijn hals, sperde zijn bek wijd open en begon te schreeuwen, terwijl iedere veer recht overeind ging staan, zoodat men zijn rose lichaampje duidelijk kon zien. Het was heel moeilijk om hem kalm te houden. Brood en melk, in steeds grooter hoeveelheden, waren niet meer toerei kend. Hij bleek dierlijk voedsel noodig te hebben en daarom kreeg hij iederen dag wat wormen. Jimmy’s eerste zomer bij zijn pleegouders was er een van landelijke tevredenheid. Hij smul de van de boonen en erwten of zat op den voet van zijn baas, wanneer deze aan het schoffelen was. Al was Jimmy vaak lastig in den tuin, hij had toch zulke grappige streken, dat er altijd om hem gelachen werd. Op zekeren dag werd er een mierennest in den tuin blootgelegd en de kleine roode diertjes kwamen zonder vrees naar buiten om hun kleine witte larven in veiligheid te brengen. De uitwerking hiervan op Jimmy was werkelijk zonderling, want hij scheen wel waanzinnig geworden toen hij al die dieren zag. Hij wierp er zich midden in, begon met zijn vleugels te slaan en duwde zijn kop er in. De mieren dronven door zijn veeren en schenen hem klaarblijkelijk te bijten, maar ofschoon bem dit pijnlijke oogenblikken bezorgde, vloog hij toch telkens weer op de mieren af. Tenslotte was zijn meesteres wel genoodzaakt hem op te sluiten, zoodat hij zich van de mieren kon be vrijden. Hij deed dit, door zijn veeren door zijn snavel te trekken, maar nooit at hij een mier op. Rook had in den beginne eveneens een zonderlinge uitwerking op hem en wanneer er iets in den tuin werd verbrand, moest er iemand bij gaan staan om te zorgen, dat Jimmy niet in het vuur vloog. Eindelijk scheen hij geleerd te hebben bang van vuur te zijn en er zoo ver mogelijk uit de buurt te blijven. Hoewel Jimmy vaak in den tuin was, toefde hij toch ook veel in de keuken, altijd de kans had wat boter of weldoeners het huis, staan te gaan lijden. Na eenige dagen hoorde zijn meesteres, dat Jimmy zich steeds in de buurt van de dorps herberg ophield. Klaarblijkelijk was hij op den slechten weg. Herhaalde malen bracht ze hem naar huis, maar zoolang zij den hond hadden, konden ze hem daar niet houden zonder hem in een kooi te sluiten. Telkens wist hij echter weer te ontkomen en steeds trok hij verder weg, altijd het gezelschap van menschen boven dat van zijn soortgenooten prefereerende en als zijn baas niet een kleinen aluminium ring met zijn naam en adres er op om zijn eenen poot had gedaan, zou hij hem waarschijnlijk voorgoed zijn kwijt geraakt. Jimmy maakte zich zoowel vrienden als vij anden. Tijdens een van zijn eerste escapades vloog hij op de vensterbank van een raam op de derde verdieping en begon met zijn snavel tegen de ruit te tikken. De bewoners vonden het even zonderling als aardig om een kraai op bezoek te krijgen en openden het raam voor hem. Zonder een woord te zeggen vloog Jimmy naar binnen, greep met zijn snavel een stuk kaas, dat op de tafel lag en vloog er weer mee naar buiten. Hij was altijd erg dol geweest op vet, misschien wel, omdat hij dit miste in het voedsel, dat hij hier en daar vond. Daarom was hij ook zoo dol op boter, en stal hij er van, waar het hem maar mogelijk was. Brutaler echter dan kaas en boter stelen waren de streken, die hij bij de buren uithaald?. In den zomer, dat Jimmy één jaar oud was, leerde hij de aardigheid kennen om jonge planten uit den grond te trekken. Dat hij hierdoor boonen en erwten vernielde, vergaf men hem den eersten tijd, maar toen hij zijn lusten ook begon bot te vieren op aardbeiplanten, konden de buren daar geen genoegen meer mee nemen en was Jim my’s meesteres genoodzaakt hem opnieuw in een kooi te zetten. Op zekeren dag, toen ze hem troostte, omdat hij opgesloten moest zitten, haalde ze hem even uit zijn kooi en liet hem vrij in de kamer rond- loopen. Opeens schoot Jimmy toen naar een der verste hoeken van het vertrek en toen zijn mees teres kwam kijken, wat hij er uitvoerde, zag ze, dat hij een muis in zijn snavel had. Nu Jimmy het eenmaal had geleerd, was er bijna niets wat hij zoo graag deed als muizen vangen en toen hit zijn vrijheid weer had herkregen ving hij ook buiten vaak muizen. Het was niet voordat hij den volgenden herfst voorgoed werd vrijgelaten omdat hij toen toch niet veel schade aan de tuinen kon toe brengen dat hij had leeren praten. Op een dag vloog hij op de vensterbank van een der schoolramen, dat open stond, en riep hard „Hallo! Hallo!" en een jongen, die op de achter ste bank zat, kreeg er een standje voor. Maar toen vloog Jimmy juist naar het bord en begon de stukjes krijt, die hij daar vond, op den grond te gooien. Toen de onderwijzer probeerde het hem te beletten, pikte Jimmy hem in zijn vin gers, waarna joeg, tot groot vermaak van Behalve honden, haatte hij ook den j die in het dorp de couranten rondbracht, schien haatte hij alle jongens wel, omdat eens een met een steen naar hem had gegooid. Hoe het ook zij, hij duldde nooit, dat een jongen hem naderde zonder dat hij geweldig te keer ging en probeerde hem in zijn beenen of zijn hoofd te pikken. Wanneer de couranten jongen er eindelijk na heel veel moeite in geslaagd was, de courant in de bus te stoppen, dan gaf Jimmy het op, maar nooit liet hij hem vertrek ken zonder hem tot aan het hekje van den tuin te vergezellen en alle mogelijke moeite te doen hem in zijn beenen te pikken. In het eerst was de jongen nogal bang voor Jimmy en zwaaide hij met zijn couranten om hem op een afstand te houden, maar spoedig ontdekte hij, dat de vogel niet gevaarlijk was en tenslotte werden zij zelfs goede vrienden. Meer dan twee jaar wist Jimmy alle weder waardigheden van een kraaienleven te boven te komen. Hij joeg naar prooi, bestreed zijn vij anden, sloot vriendschap en leerde, dat het leven zijn goede en kwade kansen heeft. Langen tijd leefde hij als een wilde kraai, maar zonder de voorzichtigheid van den wilden kraai. De hout vester stond eens op het punt voorgoed een einde aan Jimmy’s leven te maken, toen Jimmy zichzelf wist te redden door op den schouder van den man te vliegen en hard „Papa” te roepen. En dat was niet de eenige keer, dat het juiste woord op den juisten tijd hem het leven redde. Maar op zekeren dag hadden Jimmy's om zwervingen hem op een grooten afstand van zijn huis gevoerd. Met zijn gewone brutaliteit nader de hij een der jachtopzieners te dicht en dit keer was hem dit noodlottig, want plotseling ging er een geweer af en de kogel trof Jimmy doode lijk. Allen, die Jimmy hadden gekend, treurden om hem, want hij was werkelijk een aardige vogel geweest, die wel heel wat kwajongens streken had uitgehaald, maar waarom de men schen ook wel vaak hadden moeten lachen. ver waar hij f een andere leKKernij te snoepen. Op zekeren dag sprong hij in een pan met heete pap en een week lang was hij iederen dag bezig om zijn veeren en pooten te reinigen van de aangedroogde meel en melk. Vaak noorde zijn meesteres in verschillende deelen van het huis allerlei zonderlinge geluiden en wanneer ze dan ging kijken, bleek Jimmy bezig te zijn zich allerhande glimmende voor werpen waar hij bijzonder op gesteld was toe te eigenen, bijvoorbeeld van de toilettafel of uit het naaikistje. Jimmy had een heerlijk leventje, maar er kwam weldra een eind aan, toen zijn baas een hond in huis nam, die er aardigheid in scheen ty luid blaffend achterna te zit- Jimmy heelemaal niet en of- Mei tot September de trouwe zijn meesteres en baas was ge- buiten met hen was meegegaan, veranderde hij opeens van gedrag en verliet met duizend bedreigingen tegen den hond en zijn Dat is naar Nou gaat het wel 1 HA- HA* Dat knap ik wel ~T”\op. Ik kruip j —AJX^khier in—

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 14