ft
I
I
1
1
«a
I
*s
J
M
14 L
a
it
it
.'3
>e
k
e
r
SLANKE
GR ATI E
zonder praatjes wat :'k
L
it
!t
S
r
I.
r
1
it
31
ie
el
1-
ie
t.
n
e
•1
n
n
le
it
s
te
;t
(e
n
r.
k
een stik-
kreet
i
r
g
1T
en deed wat
naar voren
moeite zich te beheerschen, kalmer te worden;
er kwam een onzegbaar verlangen over hem
om hulp te roepen, zich om te draaien en den
man, die vlak achter hem stond, aan te vallen.
Maar hij voelde, dat hij voor geen van beide den
moed bezat.
„Vlug wat!’ zei Francis.
Tenslotte slaagde Brown, die transpireerde
van angst, er in de safe te openen. Hij trok het
deurtje open. „Als jebegon hij.
„Zwijg! beval Francis. „Haal de juweelen
er uit, allemaal!"
Met bevende vingers greep Brown in de safe
en haalde er twee étuis uit. Hij zette ze op een
tafeltje naast de safe.
„Maak ze open,” beval Francis.
Brown deed wat hem gezegd werd. Hij han
delde geheel automatisch, als een slaapwande
laar. De edelsteenen glinsterden en flonkerden
in het zwakke schijnsel van het kleine lampje.
Francis liet een kreet van begeerte hooren en
Brown wendde met' tranen in zijn oogen zijn
hoofd af.
„Ga nu weer naar je bed,” beval Francis.
Voelend, dat hij niet langer op zijn beenen
zou kunnen blijven staan, gehoorzaamde Brown
maar al te graag. Hij viel op zijn bed neer, be
dekte zijn gezicht met zijn handen en barstte
in snikken uit. Met zijn eene hand deed Francis
de juweelen in zijn zak verdwijnen; in de an
dere hield hij zijn revolver en richtte ze drei
gend op den financier.
„Wees voorzichtig met hetgeen je doet als ik
de kamer heb verlaten," zei de secretaris. „Als
ik jou was, zou ik niet te gauw om hulp roepen!
Indien je het wel doet en ik mocht er eenigen
last door ondervinden, dan zul jij de eetste zijn,
dien ik neerschiet.”
„IK....” oegon Brown.
„Zwijg! Beweeg je niet en spreek ook niet,
voordat ik vijf minuten de kamer uit ben. Als
je het tóch doet, zal het je heugen!”
Achter hem klonk een stem. „Maar je gaat nii
toch nog niet de kamer uit, is het wel?” zei de
stem.
Francis had het gevoel, alsof hij in
donkeren afgrond zonk. Hij slaakte een kreet en
draaide zich om. Toen was het alsof zijn hart
bleef stilstaan, want vóór hem, op slechts en
kele passen afstand, stond „De Vuurroode
Man’, de echte, en hield dreigend een revolver
op zijn voorhoofd gericht. Vurig glinsterden de
groote oogen door de spleetjes van het rood-
zijuen masker.
Brown keek op, maar uitte geen kreet. Het
was echter niet de revolver, die hem deed
zwijgen. Hij kón eenvoudig van verbazing geen
woord ujten. Hij begreep niets van het heele
geval. Er stonden twee „Vuurroode Mannen
voor hem. Zijn mond viel open, zijn oogen
puilden uit.
„Beweeg je geen van beiden, en zeg ook geen
van beiden een woord,” sprak „De Vuurroode
Man". „En jij,” dit tegen Francis, „breng me
die revolver hier!”
Als een kind gehoorzaamde Francis. Hoewel
hij „De Vuurroode Man naderde zooals hij het
een woedenden hond zou hebben gedaan, reikte
hij toch zijn revolver over, die „De Vuurroode
Man” aannam zonder een woord te zeggen.
Toen gaf hij Francis een draai om zijn ooren
en zei: „Kwajongen, ga achteruit, tot je tegen
den muur staat.”
Francis deed andermaal wat hem bevolen
was. Hij was als de dood. Niet alleen voor „De
Vuurroode Man” maar ook voor de gevolgen
van zijn eigen daad, die nu natuurlijk aan het
daglicht zou komen.
„Twee van jullie., twee van jullie., mom
pelde Brown. „Wat beteekent dat?
„Het komt mij voor,” zei „De Vuurroode
Man „dat ik niet bepaald gelegen kom, of
schoon ik voor mij de situatie buitengewoon
vermakelijk vind. Iemand blijkt op de gedachte
gekomen te zijn,
zal hem wei
de eenig echte
om mij te imiteeren. Maar ik
aan zijn verstand brengen, dat ik
en wettig gedeponeerde „Vuur
roode Man” ben en dat ik geen namaak duld!
Jij daar, tegen dien muur,” aldus richtte hij
zich bevelend tot Francis, „trek die roode
plunje uit!”
„Neen neen!” schreeuwde de secretaris in
doodsangst.
„Onmiddellijk!” beval „De Vuurroode Man”,
een stap naar voren doend. „Ik ben benieuwd
om te zien, wie je bent. Ik heb toch zeker wel
het recht te weten, wié mijn dubbelganger is?”
„Maar
„Doe onmiddellijk en
zeg, of....”
Francis gaf het op. Hij begreep, een verloren
man te zijn. Zijn bevende handen gingen naar
zijn kap en masker. Hij aarzelde een oogenblik,
zag de stekende oogen van „De Vuurroode
Man” op zich gericht en toen deze opnieuw
dreigend een waarschuwing tegen hem richtte,
trok hij de kap en het masker van zijn hoofd.
„Francis!” riep Brown uit.
„Ja, warempel Francis!” riep ook „De Vuur
roode Man” uit. ,Je wou dus je eigen baas be
stelen, hè? En je wilde daartoe gebruik maken
van mijn naam en mijn plannen? Je baas ver
dient bestolen te worden, en ik zou me er niet
tegen verzetten, als je het deedt, maar ik kan
niet gedoogen, dat jij je in mijn zaken mengt!
3
(Foto: Feldscharek, IT'eenen)
Op die manier sta je mij in den weg. En dat
gaat niet. Ik zal die juweelen van je overnemen.
Leg ze op tafel.”
Francis wankelde
hem was bevolen.
„Je hebt me nu eenig werk bespaard,” ver
volgde „De Vuurroode Man”, ,4e hebt alvast
gemaakt, dat Brown de safe opende en er de
juweelen uithaalde. Aardig van je, hoor!” Hij
nam de juweelen van de tafel en stak ze in een
zak onder zijn vuurrood costuum. Toen keek hij
den ineengekrompen Francis weer aan. „Ik ge
loof, dat ik je voor die imitatie moet straffen!"
zei hij.
Opeens, viel Brown uit: „Laat hem maar aan
mij over, dien schurk! Laat hem aan mij over!
Ik zal hem wel krijgen! Dat was je dankbaar
heid, hè, Francis? Schoft!”
„De pot verwijt den ketel, dat hij zwart ziet,”
lachte „De Vuurroode Man” geamuseerd. „Jij
kunt hem niet zijn verdiende loon geven. Brown,
dat weet je wel! Francis weet te veel van je,
zoodat je hem niets kunt doen!”
Francis’ oogen begonnen te schitteren. „De
Vuurroode Man" had de waarheid gesproken!
„Kom, ik moet weg,” zei „De Vuurroode Man”.
(Wordt vervolgd)