BAID ID IL A ATS - S IE WS ATI IE r I 1 EEN COMPLEET VERHAAL i fr- ft’ -7^ 1 ze. u niet meer lastigvallen verbluffende w GEZICHT OP DEN RIJN BIJ MAINZ (Duitschland). 6 m dé de lei di« in dt vi g-< ta h d ee vb w< ui h ei v z d E ti u d n o al* en 00 vu dn hi< ft k; l c t z k p V ze. niemand 1 niet," zei Cavan. „Hij is een oester. Hij sluipt rond Het team van Seaview werd op wijze geslagen door dat van Highfield. Freddie Cavan was woedend. „Maxwell was nog zoo onbeschaamd mij ad vies te geven,” zei hij tegen Betty. „Ik moest zóó doen en zus doen en ik moest daar aan denken, en nog veel meer vijven en zessen! Hij zei, dat wij dien Bellamy, den man, die al hun runs heeft gemaakt, nooit zouden bowlen „Dat was niet zoo dom gezien van hem, Fred die! Wat heb je gezegd?” „Ik zei hem, dat hij voor mijn part naar den duivel kon loopen. Ik heb nog nooit zooiets bru taals meegemaakt. Hij weigert mee te spelen, maar vermeet zich ongevraagd advies te geven.' „Ik denk, dat hij ons in ieder géval heeft willen helpen.” „Hij kan zijn hulp op die manier bij zich hou den," zei Freddie. „Als hij ons werkelijk had willen helpen, had hij moeten meespelen. Waar om jij het echter altijd zoo voor hem moet op nemen, begrijp ik niet goed.” „Ik probeer alleen maar eerlijk te zijn!” „Eerlijk! Om zoo iemand te verdedigen door dik en dun, noem ik niet eerlijk, Betty.” Dien avond, toen Maxwell met een boek op de veranda van het hotel zat, wist Betty het zóó aan zijn boek 1 Op weg naar die. „Je hadt gelijk," zei niet.” Freddie lachte. „Je weet welk merk sigaretten ik rook, Betty,” zei hij. Maar Betty’s gepikeerdheid ten opzichte van Maxwell Was geen lang leven beschoren. Ze maakte spoedig plaats voor een gevoel van ver wondering en nieuwsgierigheid. Dat hij haar, terwijl hij weigerde, niet had durven aankijken, verbaasde haar, bracht haar aan het denken aan te leggen, dat zij onopzettelijk in zijn nabij heid kon komen. „Mijnheer Maxwell," vroeg ze zachtjes, „waar om hebt u niet meegespeeld vanmiddag?” Hij keek voor zich uit naar de zee, waar de opkomende maan een breede zilveren baan over trok. „Er is een reden," antwoordde hij langzaam, „maar ik kan er niet over spreken. Vraag me er dus alstublieft niet naar.” „Maar u kunt het mij toch wel vertellen?” zei Betty, eigenlijk eer ze er op bedacht was. „Ik geloof integendeel, dat u de laatste zoudt zijn, aan wie ik het zou willen vertellen,” ant woordde Maxwell. „Dat begrijp ik niet,” riep Betty beleedigd uit. „Ik wil goede vrienden met u zijn en., en..’’ „Spreek er niet meer over, juffrouw Dawson,” verzocht hij dringend. „U maakt het er maar erger door. Hij maakte een kort, afwerend ge baar met zijn hand. „Het spijt me. Ik zal u niet meer lastigvallen Goedenavond, mijnheer Maxwell." Het was een gala-avond in Seaview en het diner was inr vollen gang. De tonen van het or kestje mengden zich met het gepraat en gelach der gasten. Op den boulevard naderde langzaam een auto, stopte vlak voor het hotel. Niemand, die er aandacht aan schonk Plotseling zweeg de muziek echter. Zóó on verwachts, dat men zou hebben kunnen denken, dat de spelers in één seconde allen tegelijk waren versteend. Iedereen keek op, het gepraat en het gelach verstomden voor een ondeelbaar oogenblik. Alleen de oude, doove mevrouw Spulling praatte door en luid klonk haar stem door de zaal: „Dan haal je heel diep adem en buig je je ver voorover....” Er werd even gelachen, en een stem riep ge ërgerd: „Wat is er? Staakt het orkest?” Freddie Cavan lachte. „Het zal een aardig heidje zijn voor de dansers....” De lach bestierf op zijn lippen. De deuren van de eetzaal waren opengegaan en vier heeren, gemaskerd en in avondtoilet, stapten de zaal binnen en bedreigden de gasten met hun revol ver. Een dame schreeuwde en viel flauw. Een der heeren riep: „Allemachtig! Een overval!” De anderen bleven als gehypnotiseerd op hun stoel zitten. „Blijf allemaal zitten en maak geen paniek,’ niet overhalen?" vroeg „Neen. Er is een reden, die ik aan zeggen .kan.” Maxwell zei deze woorden op spijtigen toon, en '.hij vermeed het nog steeds haar aan te zien. „Goed," antwoordde Betty koel en ze liet hem en zijn eenzaamheid over. haar kamer ontmoette zij Fred- „Maxwell speelt „Omdatomdat ik het niet doen kan. Het is me onmogelijk.” Hij sloeg zijn oogen neer. Betty keek hem onderzoekend aan. Ze zag duide lijk, dat hij zich om de een of andere reden schaamde. „Kan ik u foor jonge, sportieve menschen was hotel \f Seaview te Brittlesea een ideaal oord om y er in alle mogelijke takken van sport hun spieren en behendigheid te oefenen; voor oude ren en minder energieken was het een ideaal rustoord. Vandaar dat het zoowel door jong als oud druk werd bezocht. Van de meisjes, die er logeerden, was Betty Dawson ongetwijfeld nummer één. Ze was een echt sport-type met een scherp oog en een móói oog! een vaste hand en een onwrik baar gevoel voor rechtvaardigheid. Freddie Cavan voerde de heeren aan. Hij was van alle markten thuis. Hij kon dansen, zingen en piano spelen met dezelfde rustige vaardigheid die hij bij golf, tennis of voetbal aan den dag legde. Door het zwakke geslacht werd Freddie ver eerd, door het sterke benijd. Een dergelijke openhartige bewondering als Freddie ten deel viel is als een koppige drank, die iemand snel naar het hoofd stijgt. Freddie logeerde dan ook nog niet lang in Seaview of hij had een kolos- salen dunk van zijn eigen gewichtigheid. „Het zal zeker geen zin hebben om aan Max well te vragen, of hij in ons team wil mee spelen?” Betty stelde deze vraag aan Fred die Cavan, met wien zij de samenstelling van een cricket-team besprak vóór een wedstrijd tegen Highfield, een „concurreerend” hotel. „Natuurlijk niet!” antwoordde Freddie over tuigd. „Het is een kerel van niets.” „Het is niet mooi van je, om dat te zeggen,” zei Betty. „Je kent hem niet eens goed, Fred die. Als jij het hem niet wilt vragen, zal ik het wel doen!" „Ga je gang, Betty, maar het is vergeefsche moeite! Hij wilde niet meedoen aan den tennis wedstrijd, en hij zal nu dus zeker ook niet mee doen. Het is een luie kerel, die den heelen dag met een boek in een stoel hangt. Ht>e ze hem hier dulden, begrijp ik waarachtig niet.” Maxwell was ongeveer een week in Seaview toen dit gesprek plaats vond. Inderdaad was het waar, dat hij wat gezelligheid betreft, geen suc ces was. Hij deed aan gèèn der wedstrijden, die de jongelui organiseerden, mee; hij danste of zwom niet; zijn conversatie was ab soluut éénlettergrepig en zijn manier van doen als van iemand, die het liefst alleen gelaten wil worden. „Ik vertrouw hem zoo zwijgzaam als 1 als eenwel als iemand, die iets op zijn ge weten heeft.” „Ach, zeg toch niet zoo’n onzin, Freddie!” riep Betty uit. „Hij krijgt verschillende sport tijdschriften toegestuurd, en dat is in ieder geval een goed teeken.” „Je schijnt het nogal met hem op te hebben!” Er klonk jaloezie in Cavans stem. „Maar als je hem vragen wilt of hij meedoet, ga dan je gang! Ik verwed een paar handschoenen tegen een doos sigaretten, dat hij het niet doet.” „Goed. Ik neem je weddenschap aan.” Een half uur later sprak Betty Maxwell in de hall van het hotel aan. „Mijnheer Maxwell,” begon zij, „zoudt u mij een genoegen willen doen?” Maxwell keek haar verbaasd aan door de glazen van zijn met hoorn gemonteerden bril. „Heel graag, juffrouw Dawson, wanneer het mij tenminste mogelijk is." „O, het is u zeker mogelijk! Ik wilde u vragen of u morgen mee wilt doen in den cricket-wed- strijd, dien wij tegen Highfield-hotel moeten spelen.” „Het spijt me, maar dat kan ik niet.” „Maar u speelt toch cricket, is het niet?” „Ehja. Ik speel cricket." „Waarom wilt u dan morgen niet meespelen?”

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 6