1 I -s - 16 - Jöl •- Willy: „Lieve help! Kijk die George eens een taal uitslaan!” <1 i ii' „Maar kind, waarom zijn we nü eigenlijk al hier als de trein Mevrouw„Dat is een mooie ma nier om het zoo thuis te sturen, als het gestoomd is." Bediende: „Maar mevrouw, de kant van de sprei ziet er toch nog prach tig uitf" „Kant Sprei Maar man, het is een moltonnen deken geweest 1" Tante: pas over twee uur vertrekt?” Het Nichtje: „Wel, tante, ik weet niet of u kans ziet om van acht jongelui in een kwartier tijd afscheid te nemen, maar ik niet, hoor! De eerste zal zoo wel komen!" Nachtwaker: „Wat is er gebeurd, Jan?” Jan„Ik probeer mijn sleutel te krijgenIk heb hem onder de deur geschoven voor mijn vrouw morgenochtend, maar nu heb ik vergeten de deur te sluiten en dus moet ik hem weer terug hebben.” De vacantieganger: „Wat doen al die kerels bij je auto?” Taxichauffeur: „O, mijnheer, mijn wagen wordt een beetje oud en nu loopen zij er naast om de bagage te dragen.” Vriend: „Je bent toch zeker niet uitgescheiden met het maken van gedichten voor tijdschriften?” De dichter: „Neen, ik schrijf ze nog steeds, hoor, maar ik heb nu zelf een papiermand gekocht.” Moeder: „Waar is je vader. Jantje?" Jantje: „Ik weet het niet. Hij wou me leeren duiken maar sinds hij in het water is gesprongen, heb ik hem niet meer gezien.”

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 16