1D1E GlEriWlElEKlDlË 1M<D<D1&1D
H
4
n
I*
f
1
Bi
ge
geven
Elliott vol-
him
de Unie
- 2
Elliott eens vragen,
is, dat hij Percy
hij vroeg
men
dergelijke
Nieuwe lezers beginnen hier:
3)
led
blil
kw
71
hij
zijr
mo
I
zicl
uit
wai
Bra
tele
hij
hij
her
wee
wijs
den
lijdi
ged
de
lagi
bed
heb
verl
„1
den
staa
van
Bral
een
N
aanj
dooi
Den
frap
lijke
gelij
die
tiek
oudt
moo
drag
was,
versl
mog,
omst
daan
zich
oven
wilde
lijke
die r
In
bevoi
zijn
hetze
heerj,
derer
derst
sierer
uitstr
gezoi
dat 1
echte
dan
vlek
Op
hem
dere
iemar
óók t
teekei
punte
door
Brats,
teekei
om ie
gedac
zooda
welbe
en SL
De
aan e
leef tip
hen o
INBOORLINGEN VAN NATAL (een deel van de Unie van Zuid-Afrika)
religieuze feesten een inheemschen dans uit.
voren
en zijn
„Ja,
voeren bij een van
er wel
heeft be-
zou je
zoo'n
had gemaakt om weg te komen. Wat
wensch je nog meer?”
Shaw vond voor het oogenblik geen antwoord.
Hij begreep, dat de keten van bewijzen, uit
welk gezichtspunt men het ook bekeek, behalve
uit het zijne dan, compleet was. Iemand was ge
storven, misschien vermoord in het oude huis,
en op de een of andere geheimzinnige manier
was het stoffelijk overschot terecht gekomen en
De schrijver Percy Shaw, die eigenlijk John Bratsch heel,
leest in de courant het relaas van een bekentenis, die zekere
Joseph Elliott vóór zijn sterven heeft afgelegd. De stervende
heeft n.l. verklaard, dat hij John Bratsch heeft vermoord uit
woede, omdat deze hem, Elliott, niet de som van duizend pond
wilde uitbetalen, welke de oude heer Bratsch aan hem schuldig
was en die Elliott dringend noodig had om de operatie van zijn
dochter te betalen, die ernstig ziek is.
Percy Shaw begrijpt niets van hel couranten-verslag, daar er
zelfs nooit een aanslag op hem is gepleegd en hij niemand kent,
die den naam Elliott draagt. Bovendien kent iedereen hem als
Percy Shaw en herinnert de buitenwereld zich den naam John
Bratsch alleen maar uit een proces, dat Lola, een jonge, mooie
artiste, jaren geleden eens legen hem heeft gevoerd.
Hij begeeft zich naar Londen om het huis te bezoeken, waar
hij vroeger als John Sratsch heeft gewoond. Daar ontmoet hij
vóór de deur een goeden kennis: n.l. inspecteur Slane van
Scotland Yard. Hij verzwijgt deze, waarvoor hij komt, wat
trouwens niet moeilijk is, daar de inspecteur hem alleen kent
als Percy Shaw Shaw verneemt verder van Slane, dat de oude
Elliott nog niet dood is; hij wacht als t ware op de komst
van zijn dochter, die onderwijzeres is in Schotland.
Bij de laatste woorden had hij de deur ge
heel opengeduwd en liet het licht van zijn lan
taarn in het donkere vertrek schijnen.
Met een bijna bovenmenschelijke inspanning
dwong Shaw zich eenige stappen naar
te doen. Een rilling liep langs zijn rug
blikken volgden Slane’s wijsvinger....
we een
ander te weten komen, indien we er zijn,
een aar-
jou, Shaw.”
zenuw
Na een korten blik en terwijl een gevoel van
den grootsten afschuw hem vervulde, wendde
Shaw zich om.
„Het schijnt je niet mee te vallen,” zei Slane,
terwijl hij de deur sloot. „Nou, ik neem het je
niet kwalijk! Dergelijke gevallen grepen mij
ook aan, voordat ik er aan gewoon was geraakt.
Je ziet er uit, alsof je wat frissche lucht noodig
hebt.”
Shaw knikte gretig. In het gewone doen had
hij zijn zenuwen tamelijk goed in bedwang,
maar de omstandigheden verleenden aan het
geen hij in de kamer onder de trap had gezien,
een bijzonder tragischen kant. Terwijl zij een
eindje de stille laan inliepen, herinnerde Shaw
zich opeens de woorden, die Slane had gezegd:
„Dit is alles, wat er van John Bratsch is over
gebleven."
Deze woorden maakten een grotesken indruk
op Shaw. Het was precies alsof Slane had ge
zegd: „Dit is alles, wat er van Percy Shaw is
overgebleven,” daar beide namen immers den-
zelfden persoon aanduidden.
„Voel je je al wat beter?” vroeg de inspecteur.
Ofschoon zijn toon zijn woorden logenstrafte,
gaf Shaw een bevestigend antwoord. Zijn ge
dachten verwijlden nog steeds in het kamertje
onder de trap. Het was gemakkelijk te begrij
pen, dat de politie meende ontdekt te hebben,
wat voor haar het eenige noodige en afdoende
bewijs vormde voor de waarheid der bekente
nis, die de stervende Elliott had afgelegd. Zelfs
zonder deze ontdekking, zou er voor haar geen
enkele reden bestaan, om aan diens verklaring
te twijfelen. Voor Slane noch voor iemand an
ders scheen het noodzakelijk, hetgeen men in
het kamertje onder de trap had gevonden, te
identificeeren, zelfs indien dit mogelijk was ge
weest, want niemand behalve Percy Shaw wist,
dat John Bratsch nog leefde. De overblijfselen
waren gevonden op dezelfde plaats, waar Elliott
verklaarde, het lichaam te hebben verborgen,
en dat was voldoende bewijs voor de politie.
„Waar gaan we eigenlijk heen?” vroeg Shaw
op een gegeven oogenblik.
„Naar het hotel Delano. Daar logeert Elliott,
weet je. Ik ben nog steeds benieuwd naar het
geen hem bezwaart. Misschien kunnen
en
vóórdat hij sterft. Wie weet zit
dige karakterstudie in voor
De romanschrijver grijnsde. Iedere zenuw in
zijn lichaam was gespannen, en nu was hij weer
op weg naar een andere, minstens even belang
rijke vuurproef. Binnen een paar minuten zou
hij nu den man zien, die volgens zijn eigen be-
zei hij niet, dat de beeltenis leek op die van
den man, dien hij had vermoord?
„Dat is inderdaad zoo, maar
„En je hebt zelf gezien, wat er was in de
kamer onder de trap, precies waar E-
gens zijn zeggen het lichaam heeft verborgen.
Den pook, waar hij den moord mee 1..
dreven, hebben we er óók gevonden. Ik
hem wel hebben laten zien, als je niet
haast
kentenis Shaws moordenaar was, en
zich verwonderd af, of het toeval, of hoe
het noemen wilde, ooit al eens een
zonderlinge situatie had geschapen?
„Zou de dokter het goed vinden, dat wij hem
spreken?" vroeg hij, toen ze in 'n taxi sprongen.
„O ja. Ik geloof niet, dat de dokter het wei
geren zal, indien hij hoort, dat ik van Scotland
Yard ben.”
Zwijgend reden zij eenigen tijd voort. Op
eens zei Shaw, gehoor gevend aan een plotse
linge opwelling: „Laten we
of hij er absoluut zéker van
Shaw heeft vermoord.”
„Hè?” Slane sloeg zijn heldere blauwe oogen
verbaasd op. Toen begon hij begrijpend te
glimlachen. „O, ik begrijp je,” zei hij. „Je fan
tasie is natuurlijk weer aan het werk. Is het ge
val nog niet dramatisch genoeg, zonder allerlei
fantastische toevoegingen?"
„Jawel,” antwoordde Shaw, weinig opgewekt,
„maar ik bekijk het geval nu uit het oogpunt
van den schrijver, zie je. Het is toch mogelijk,
dat Elliott zich heeft vergist."
„Dat denk ik niet. De moord werd immers
begaan in het huis van John Bratsch."
maar....”
„En heeft Elliott niet een beschrijving
geven van den man, dien hij heeft gedood?
Wees hij zijn foto niet uit twaalf andere aan,
en zei hij niet, dat de beeltenis leek op die van
gevonden op de plek, waar Elliott had gezegd het
te hebben verborgen. Shaw had er geen idee van,
wie de doode kon zijn en zijn hersenen verkeer
den in deze omstandigheden niet in den gunstig-
sten toestand om raadseltjes op te lossen.
„Ik vraag mezelf af,” zei hij tegen den inspec
teur, „wat ik met het materiaal zou doen, indien
ik het gebruiken moest voor een detectivero
man! Zooals het geval voor ons ligt, is er niets
geheimzinnigs aan. Elliott vermoordde John
Bratsch, en hij hield zijn misdaad geheim tot hij
op zijn sterfbed lag. Dat zijn de feiten. Om het
geval geheimzinnig te maken, zou ik de feiten
wat door elkaar moeten hussen, en ik geloof,
dat ik zou beginnen met het geraamte onder de
trap. Dan zou ik gaan zoeken naar den onbeken
den factor in de situatie.”
„De onbekende factor?" Slane keek hem niet-
begrijpend aan. „Maar er is geen onbekende fac
tor. Alles is even duidelijk."
„Noem het dan een element van redelijken
twijfel,” antwoordde Shaw.
Slane schudde zijn hoofd. „Daar kan ik niet
bij," bekende hij. „Maar ga door en spin je in
trige verder uit. Ik heb zoo lang met de naakte
feiten te doen gehad, dat ik wel eens graag wil
luisteren naar iemand met een fantasie als de
jouwe. Wat is je redelijke twijfel?"
„De omstandigheid, dat het nu te laat is, om
het stoffelijk overschot van Elliotts slachtoffer
te identificeeren.”
„O, bedoel je dat? Nou, ik moet zeggen, dat ik
iets beters van je had verwacht! In de eerste
plaats is er, gezien alle andere samenwerkende
omstandigheden, geen enkele reden tot identifi
catie. In de tweede plaats heb ik in het kamertje
onder de trap eenige voorwerpen gevonden, die
de tijd en de ratten onbeschadigd hebben gela
ten, en die kunnen nog geidentificeerd worden.
Dit is er één van.”
Hij stak zijn hand in zijn zak en haalde er een
klein voorwerp uit, dat in bruin papier was ver
pakt. Hij wikkelde het er af en liet zijn vriend
het voorwerp zien. Het was een gouden horloge
en nog vóórdat Shaw op de gouden kast de ini
tialen J. B. had opgemerkt, had hij zijn oogen
reeds van grenzenlooze verbazing wijd openge
sperd. Hij had het horloge een aantal jaren ge-