LEZEREHEN LEZERJ I Voor onze W Jonge EN H 1 I Mil speui den I toch I even I dien baar WaJ Om d woord schen dier h hond, WINTER IN HET BOSCH zooveel last,” zei DE LOBBES! - 14 - mees om tot 3 den kleed bruil spool tatie I We l’,ieh| sche want I als pl Dobe Airedl Hen ter vl dershl kweell presta wel cl lukkig ras, <1 had, I dat ol heeft ffeesta hebbel litie- I sten b hond offer koste niet H den H sterk Dober Japansche stad, tak, zoodat er In Zweden verzorgen de schoolmeisjes van een bepaalden leeftijd in een tehuis een of twee pleegkinderen, wier moeder des daags uit werken gaat. Dat is mooi! Practische arbeid is meer waard dan geldelijke gaven. De hééle mensch staat er achter! het eekhoorntje te lachen, moet-ie hebben, ha-ha!" riep het. er toch ander voedsel ge- Zachte tvenk. Bobbie speelde bij Tom. Toen de tijd was gekomen om naar huis te gaan, begon het te regenen. Toms moeder gaf toen Bobbie een regenjas en overschoenen van haar eigen zoontje. „O, maar ik veroorzaak u Bobbie beleefd. „Welnee, kind,” was het antwoord. „Ik ben er van overtuigd, dat jouw moeder hetzelfde voor mijn Tom zou hebben gedaan.” „Moeder zou méér dan dat gedaan hebben, oordeelde Bobbie, die t betreurde zijn leuke speelpartij te moeten eindigen. „Ze zou ge vraagd hebben, of Tom bleef eten.” te bemoeien. „Ik ben ook een vleescheter," be gon hij. „Maar waar moet ik iets vandaan halen? De sneeuw heeft alles bedolven, en waar onder de dicht op elkaar staande boomen nog een plekje onbedekt is gebleven, heb ik al ge zocht en gezocht, maar er is niets te vinden. Ik kan nauwelijks meer op mijn beenen staan!” „Jouw goede tijd komt weer, wanneer de winter voorbij en de sneeuw weg is,” meende het eekhoorntje. „Jawel,” zei de merel, „maar in den winter moet ik toch zeker ook leven!" Op dit oogenblik kwam er een mees aan vliegen. „Piep," zei hij, „ik mag toch zeker ook wel een woordje meespreken als er sprake is van het verdelgen vrn het ongedierte? Zoo flink als ik, weert niemand van jullie zich!” „Hoor dien praatjesmaker nu toch eens,” zei de specht. „Hoe vaak komt die brutale vogel niet en haalt de larven weg, die ik er uitgetim merd heb!” ..Hi!” zei toen het meesje, en zoo gauw als hij maar kon, was hij verdwenen in een gat in een der boomen. „Gek-gek,” riep de merel en verdween snel onder een groep kleine sparren. De specht drukte zich echter stevig tegen den GEBRUIK DE MINUTEN Kent ge wel de waarde van minuten? Een bekend schrijver had een vrouw, die hem iederen dag voor het diner een paar minuten liet wachten eer zij het eten binnenbracht. Na eenigen tijd bedacht de schrijver, dat hij in dien tijd acht of tien regels kon schrijven en hij legde daarom op een geschikte plaats papier en inkt tot dit doel neer. Na eenigen tijd (want jaren zijn kort en minuten lang) had hij twee deelen met geestelijke overwegingen ge schreven, die nu nog menigen lezer bemoe diging en troost op den levensweg geven! net zoo Een aardig tafereeltje in een stam, dicht onder een zwaren niets van hem te zien was en het eekhoorntje maakte snel een zijsprong en klemde zich zóó aan den boom vast, dat het wel leek, alsof het er een deel van uitmaakte. Alle vier waren in een seconde verdwenen. En waarom? Een buizerd was komen neer schieten naar de plek, waar eenige seconden tevoren de vier dieren nog hamerend, piepend en snekkerend bij elkaar waren geweest. Daar de plek nu echter leeg was, maakte hij in zijn vlucht een boog en verdween hoog boven de boomen. „Die leelijkerds,” zei hij in zichzelf, „ze zijn veel te slim en te gauw. Waarvan moet ik nou leven? En ik heb zoo’n honger!" Wat kon het hém schelen, dat ook de anderen wilden leven? Hij meende in allen ernst, dat hij alleen er het recht toe had, omdat hij de sterkste was! Er zijn heel wat menschen, die denken als de buizerd! pn die hebben het dan precies zooals hij bij het verkeerde eind! Want ook de zwakken hebben recht op hun plaatsje in de zon! Mis schien, neen zeker nog méér dan de sterken, op wier bescherming zij zelfs aanspraak hebben! Zoover het oog reikte was gansch de natuur in een dik, wollig sneeuwkleed gehuld. Op de besneeuwde velden zat hier en daar een kraai en keek naar alle kanten, of er soms nog iets te vinden was waarmee hij zijn honger kon stillen. In het bosch hamerde een specht met zijn spitsen sterken snavel onvermoeid tegen een ouden den, en terwijl wendde hij zijn kopje nu eens naar links dan weer naar rechts om te zien of er niet een klein kevertje of een larve, die door zijn geklop uit den winterslaap was gewekt, uit de schors van den boom zou te voorschijn kruipen. Een eekhoorntje, dat juist de laatste zaad- korreltjes uit een grooten sparappel geknabbeld had kwam aanhuppelen en vroeg: „Wat timmer je daar toch, specht?” „Hier wordt niét getimmerd,” antwoordde de specht, „ik zoek voedsel.” „Voedsel?" vroeg het eekhoorntje verbaasd. „Ik hoef niet lang naar voedsel te zoeken. Kijk, deze spar hangt vol appels en er zijn er nog veel meer in het bosch. Maar vertel eens, specht, waarom maak je dan zoo’n leven, ter wijl je naar voedsel zoekt? Je maakt jagers en roofvogels op je opmerkzaam.” „Jij hebt gemakkelijk praten," antwoordde de specht en hamerde verder. „Voor jou is de tafel steeds gedekt. Maar ik kan jouw voedsel niet verdragen, ik moet vleesch hebben." Toen begon „Vleesch „Vleesch, terwijl noeg is!” Nu was de specht echter gepikeerd. „Wat zou er van het bosch worden,” zei hij, „als ik er het ongedierte niet uithaalde?” Het gesprek tusschen den specht en het eek hoorntje was gehoord door een merel, en deze kwam er nu op af, om er zich snaterend mee

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1932 | | pagina 10