J V de r wegen schildpad, met goud in i' Wordt vervolgd). t i 3 NUL, d,- t t t l 1 e i 1 e DE CHINEESCHE JONK is een vaartuig-, met zeilen die van stroo zijn gevlochten. schien toch slechts loop van schilderachtig hem op, en even de deur gang op. Arvin persoonlijk kende. Met al het eerbewijs, verschuldigd aan zijn stand, werd hij naar zijn tafel geleid. Hij keek om zich heen enwas de eenige, die ver rast was om de doodeenvoudige reden, dat hij ook de eenige gast was! De gansche eetzaal was leeg! Er konden minstens vijftig personen in plaats vinden en Brod had gemeend, dat het hotel zoo goed als vol was! En toch... hoe hij ook keek, hij ontdekte be halve de kellners geen levende ziel in de zaal. Geen enkele andere gast scheen dien dag te lunchen. Verbaasd vroeg hij zich af, wat hiervan de oorzaak kon zijn en toen de kellner hem den voortreffelijken hoofdschotel van de lunch bracht, kon Brod zijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen en vroeg: „Is het zoo stil hier? Ik had gehoord, dat het heele hotel bijna bezet was.” „Neen, mylord,” antwoordde de kellner lachend. „Maar de meeste gasten zijn vandaag een bergtoer gaan maken.” „H m.” „Lord Arvin” had moeite zich goed te houden. „Dan hoop ik maar, dat ze voor het bevaren water- -1 van ruim diner terug zullen zijn, want het is hier nu ont zettend saai.” „Ik denk niet, dat ze voor' het diner terug zullen zijn, mylord. Het zal wel een uur of tien, elf worden, vrees ik.” dwaaste telegrammen en het veronachtzamen van hun maaltijden öf zijn theorie, dat er iets niet in den haak was, werd op de meest stellige wijze bevestigd. De detective stak een sigaret aan en neuriede een populair wijsje. Toen stond hij op, tikte tegen den zak, waarin hij zijn geld geborgen had en haalde zijn zware revolver uit zijn koffer. Terwijl hij zijn blikken bijna niet van de deur afhield, onderzocht hij het wapen, over tuigde zich dat het geladen was en stak het toen in zijn zak, onderwijl mompelend: „Ik heb er zoo'n idee van, dat ik je binnenkort noodig zal hebben.” De namiddag kroop als het ware om. Er ge beurde niets, niets dat op een of andere wijze in verband kon worden gebracht met het zon derlinge lot, dat al zijn voorgangers hier in dit hotel had getroffen. Zou hun werkelijk niets overkomen zijn? De gedachte, dat alles mis- een zeer toevallige samen omstandigheden was, kwam weer bij maar hij zette ze krachtig van zich af later sloot „Lord Arvin” voorzichtig van zijn kamer en sloop zachtjes de DE ELEGANTE VRACHTVAARDER van Achter-Indië i van de Irawaddi, een tweeduizend K.M. lange rivier die naar den Indischen Oceaan stroomt. der drukst I Over een afstand Er was geen mensch te bekennen. Van een paar kamers stond de deur op een kier en hij wierp voorzichtig een onderzoekenden blik naar binnen. Evenals zijn eigen kamer waren ze schitterend gemeubileerd en op sommige heerschte een soort van „deftige wanorde", veroorzaakt doordat er, verspreid op stoelen en tafels, allerlei kostbare toiletartikelen lagen. Sommige waren van zilver, andere van ivoor en weer andere van gelegd. Deze toiletartikelen behoorden stellig niet tot een deel van de kamerinrichting en even stellig wezen zij op de aanwezigheid van welgestelde gasten. Maar het was zonderling, dat de per soonlijke bedienden, die de meesten van hen hadden meegenomen, een en ander niet wat beter hadden opgeborgen. Doch als men den bergtoer accepteerde, was deze wanorde eigen lijk niet zoo héél zonderling. Het vertrek des morgens was misschien wat gehaast in zijn werk gegaan en de bedienden hadden wellicht hun handen vol gehad, om den noodigen mond voorraad voor een heelen dag in te pakken. Misschien Zoodra „Lord Arvin" geluncht had, trok hij zich weer op zijn kamers terug na eerst zijn omgeving eens goed te hebben opgenomen. Hij was hierbij tot de conclusie gekomen, dat het etablissement geheel was ingericht om tegemoet te komen aan de hoogste eischen van een ver wend publiek. Hij was echter ook nog tot een andere conclusie gekomen en wel, dat een ver wend en op zijn gemak gesteld publiek gewoon lijk niet geneigd is zich bovenmate in te span nen en dat het dus wel op zijn minst genomen heel zonderling was, dat alle gasten tegelijk een bergtoer waren gaan maken, die een ganschen dag in beslag nam. Bovendien was hij er niet in geslaagd op de bergen en de heuvels in de omgeving van het hotel een levende ziel te ontdekken, hoewel hij den ganschen omtrek met zijn grooten verrekijker wel een uur Jang had afgezocht. Om kort te gaan: er waren slechts twee ge volgtrekkingen mogelijk: öf alle gasten, die in de „Scottish Inn" kwamen logeeren, werden opeens gek en kregen een ware passie voor klimmen en klauteren, het zenden van de schenkt, is is H bevaarbaar. i l

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1932 | | pagina 7