HOOFDSTUK II. 1 mijn helper stellen,' reikte me >t 5t t S een en was was de boot, zouden r n k t s t a s n d it I, toerist, die wat rondboemelde en graag China en Japan wilde leeren kennen. EEN MONSTER UIT DE DIEPZEE, OF UIT HET DONKERE OERWOUD? NEEN, DE STERK VERGROOTE KOP VAN EEN NACHTVLINDER. nu. Ik vertrouw op je u een goeden en réken Ongeveer twee maal vier en twintig uur na dat ik te Tong-tsjou aan boord gegaan was, stond ik het was nog vroeg in den morgen en de zon was nog niet ver boven den horizon in mijn eentje op de voorplecht van Het zou niet lang meer duren, of we Wi-joe bereikt hebben. Ik kon de stad reeds in de verte zien liggen.... Plotseling stond de kapitein, die van de brug gekomen was, naast mij. Hij groette mij opgewekt en sprak me toen aan. „Mr. Scott," zei hij, „mag ik raad geven?" Ik keek hem min of meer verwonderd aan, en glimlachte. „Raad, kapitein? Wel, natuurlijk....! Ver wacht u soms moeilijkheden met de douanen?" Hij schudde zijn hoofd. „Neen, want u zult op de vreemdelingenpier aan land kunnen gaan. Maar een van de beide heeren, waarmee u ge durende den overtocht nogal vriendschappelijk en kwam zonder eenig de boot, die mij naar er niet! 1 wee van namelijk O’Henry en dig kennis met hen kaars geest schenen te vallen, besloten reis zooveel mogelijk door kaarten te bekorten, waarvan we alle drie groote liefhebbers bleken. O’Henry was een Ier, die een functie be kleedde bij den Britschen Consulairen Dienst in China. Hij had echter pas drie maanden ver lof gekregen, en van die gelegenheid maakte hij gebruik om zijn kennis van 't Verre Oosten en de toestanden, die er heerschten, te ver meerderen door aanhoudend te reizen. Het was een lange, magere, maar gespierde jongeman, met een wilskrachtigen mond en een vroolijke twinkeling in zijn oogen. Een intelligente kerel bovendien! Morgue was een Franschman, die voor grooten Parijschen leerhandel op reis was de halve wereld reeds had gezien. Hij evenals O’Henry een beschaafd type. Hij ook op weg naar Korea, waar hij voor zijn fir ma belangrijke relaties hoopte te kunnen aan- knoopcn. Ik was natuurlijk slechts een Amerikaansch Hij schudde zijn hoofd. „Neen. Dat moet ik geheel aan jou overlaten. Ik kan je alleen her halen, wat ik je reeds gezegd heb: ik moet den straal hebben, en Hidaro’s mond moet gestopt worden!” „Wat bedoel je eigenlijk met dit laatste? Toch niet, dat ik hem uit den weg moet ruimen?" „Bedoel je, of je hem dooden moet? Neen! Je zult alleen moeten zorgen, dat hij niet met het buitenland in contact kan komen. Misschien moet je hem oplichten en hem naar het binnen land vervoeren, waar je hem kunt houden, tot hij van plan is je zijn geheim mede te deelen. Je kunt hem als vergoeding hiervoor honderd duizend pond aanbieden, benevens een betrek king aan mijn staf tegen twintigduizend pond per jaar met een contract van minstens tien jaar, en het vooruitzicht van een verlenging voor zijn gansche leven, indien hij zijn capaci teiten in dienst van China wil stellen. Weet je nu genoeg?" Natuurlijk waren er nog heel wat vragen, die ik graag had willen stellen, maar ik kende de gewoonte van dr. Soeng. Indien hij vroeg, of iemand genoeg wist, bedoelde hij daarmee, dat hij niets meer te zeggen had. Toch wilde ik nog één ding weten. „Stel je eens voor,” zei ik, „dat het noodig is, Hidaro naar het binnenland te brengen en hem daar te houden. Hoe kan ik dan met je in verbinding treden?" „Dat zal mijn vertrouwde je zeggen, dien je in Wi-Joe ontmoet. Die heeft daaromtrent na dere instructies van mij gekregen. Het is beter, dat jij je over dergelijke details geen zorgen hoeft te maken. Jij moet al je aandacht op Hidaro en je vijanden kunnen concentreeren. Voor de rest zorgt., je helper. Nog meer?" „Neen! Ik zal zorgen, dat ik de boot haal, ik zal op mijn goed gesternte vertrouwen en me verder in handen van -1-11 besloot ik lachend. Dr. Soeng stond zwijgend op, en de hand. „Goed! Ga op je.” Zoo scheidden wij Ik haastte me naar mijn kamers om mijn koffers te pakken en begaf me toen naar de boot, die ik nog net op het nippertje haalde Ik bereikte Tong-tsjou incident aan boord van Wi-Joe moest brengen. Behalve ik, waren er nog eenige tweede-klas- passagiers aan boord een eerste klas was niet! Twee van hen waren slechts blanken, Morgue. Ik maakte spoe- en daar we nogal in el- we de is omgegaandie mr. MorgueMisschien heeft hij verzuimd u mede te deelen, dat hij zeer nauwe betrekkingen onderhoudt met de Japansche regeering?" Deze woorden en hun beteekenis verbaasden mij meer, dan ik op dat oogenblik zou hebben kunnen zeggen. Hoewel ik wist, dat dr. Soeng overal zijn spionnen had, had ik dit toch niet durven verwachten! Monsieur Morgue was dus een vijand en misschien wel naar dezelfde be stemming op weg als ik. Doch dat ik dit uit een dergelijke bron te hooren moest krijgen, was werkelijk niet minder dan verbazingwek kend! „Denkt u, dat hij weet, dat ik...." „....dat u geen toerist bent, die voor uw genoegen reist? Ongetwijfeld!" Opeens gaf hij mij een teeken en vervolgde toen op luiden toon: ,4a, het is een mooi gezicht, mr. Scott! Ik kom er zelf ook nog iederen keer van onder de bekoring. Wij zijn nu echter gauw op onze bestemming, en ik zou u dus raden, dat u al vast uw koffers gaat pakken...." (Wordt vervokH) kV

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1934 | | pagina 5