L FCOM ONZ a, Hij af," tegen ALICES AVONTUREN IN WONDERLAND EEN OUD SPROOKJE NAVERTELD DE PROEF MET HET HORLOGE. '0^3 dit alles is, wat je de VARIA l| waterhoofd hebben?' te vreezen dan op, dat hij nooit de er vriend in hei geheim, prijs hem dat hooren?” vroeg hij. Harten maakte eenige [taarten en van voor een hoed de hij, mee te kij- zenuw- was aan zijn mezelf; zak het oor de trad met zijn eene. bevond, zoo lang „Ik ben gon „en Moeder: „Marietje huilt den heelen dag. Ik weet heusch niet, waar het kind die tranen vandaan haalt." Kleine Jantje: „O, moeder, rj u’ui- Wie den moed verliest is als een schip zón der roer. mine V I e passagier hing in de tram keek vrij hulpeloos toen de hem toe kwam om hem een DE INDIANEN EN PAARDEN. Toen Columbus met de zijnen voor het eerst in Amerika kwamen, zagen de Indianen niet alleen hen, maar ook hun paarden voor boven natuurlijke wezens aan, en wanneer zij, na in een gevecht overwonnen te zijn, om vrede kwa men vragen, brachten zij niet alleen den ruiters goud en spijzen, maar boden zij deze ook den paarden met gelijke toespraken aan, terwijl zij' het gehinnik der dieren beschouwden als een hun onbekende taal. Berisp uw in het openbaar. ze zal toch geen een besmeur- „Kunt u De man bet horloge „En nu?" „Heraut, lees de beschuldiging voor!” zei de Koning. Op dit bevel gaf het Witte Konijn drie stoo- ten op de trompet, streek de rol perkament glad en las als volgt: „De Koningin van aan „....en zei de Koningin tegen een maar de Hoedenmaker was zicht verdwenen, voordat deur was. „Roep den volgenden getuige,” zei de Ko ning. Alice keek het Witte Konijn aan terwijl zijn blikken langs de lijst gleden; ze was erg nieuws gierig om te weten, hoe de volgende getuige er uit zou zien, „want ze hebben nog niet veel getuigd, tot nu toe,” zei ze tegen zichzelf. Stel je daarom haar verbazing voor, toen het Witte Konijn met een hooge, schrille stem den naam „Alice” noemde! (Wordt vervolgd) Korte inhoud van het voorafgaande: 9) Kleine Alice zat op een warmen zomermiddag in het gras en voelde zich een beetje slaperig. Eens klaps zag ze een konijn, dat in zichzelf liep te pra ten. Daar ze een konyn dat praten kan iets zeer merkwaardigs vond, ging ze het achterna en viel door een diep gat in den grond, waarna ze in een andere wereld terecht kwam. Ze beleefde hier tal- looze avonturen met pratende dieren, en ook werd ze dan eens heel groot en dan weer heel klein door dingen, waar ze van at en dronk. Eindelijk kwam ze in een mooien tuin, waar de Koningin aan het cro quet spelen was. Deze laat haar door een Griffoen naar den Onecht n Schildpad brengen, welke haar zuchtend en steunend zijn geschiedenis vertelt. Eensklaps hooren ze roepen „De terechtzitting gaat beginnen!" De Griffoen en Alice snellen er heen en zien dan de Koningin en den Koning van Harten op hun troon zitten, terwijl de Boer gebonden voorben staat. Een heele menigte dieren en het heele spel kaarten stond er omheen. Midden in het gerechtshof was een groote schotel taartjes geplaatst. Alice hoopte maar, dat ze daar gauw aan zouden beginnen. Een wit konijn riep om stilte. kaartje te verkoopen. De conducteur merkte het, en vroeg: „Kan ik u misschien ergens mee van dienst zijn?" „Graag,” zei de passagier, „wil je even de lus vasthouden, terwijl ik mijn portemonnaie krijg?” Een verstrooide aan een lus en conducteur naar IN GEDACHTEN BIJ DE CACTUSSEN De patiënt kwam bij den dokter over doofheid. De arts nam zijn horloge uit zijn hield het op korten afstand van zijn patiënt. c schudde van neen. De dokter hield nu wat dichter bij. vroeg hij toen. „Roep den eersten ge tuige,” zei de Koning, en het Witte Konijn gaf wederom drie stooten op de trompet, waarna hij riep: „Eerste tuige!" De eerste getuige Hoedenmaker. den Koning theekopje in en een snee tje brood met boter in de andere hand. „Neem kwalijk, Uwe begon een aarts- Niets is meer de naam. „Nog niet,” antwoordde de ander verlegen. „Dat begrijp ik niet,” mompelde de dokter, en hij drukte het ouderwetsche horloge nu heel dicht tegen den ander zijn oor. „Nu hoor je het toch zeker wel?” vroeg hij. „Neen,” zei de ander weer. De dokter keek een oogenblik peinzend voor zich uit, hield het horloge tegen zijn eigen oor en riep toen verschrikt uit: „Hemel, het staat stil A: „Smits snoeft waarheid vertelt." B: „Geloof hem maar niet, hij is leugenaar.” Al op een zomerdag; De Boer van Harten stal die taarten En ging er rustig mee vandoor.” me niet Majesteit," „dat ik deze dingen breng, maar ik was nog niet gereed met thee drinken, toen ik geroe pen werd.” „Neem je hoed zei de Koning den Hoedenmaker. „Het is mijn niet,’’ antwoordde Hoedenmaker. „Gestolen!” riep de Koning, en wendde zich tot de jury, die direct aanteekening van het feit hield. „Ik heb de hoeden om ze te verkoopen,” voegde de Hoedenmaker ter verklaring woorden toe. „Ik heb geen hoeden van ik ben hoedenmaker.” Maar nu zette de Koningin haar lorgnet op en klaagde en begon den Hoedenmaker streng aan ken; deze werd er bleek van en begon achtig te doen met zijn vingers. „Geef je verklaring,” zei de Koning tegen hem, „en doe niet zoo zenuwachtig, want an ders laat ik je op staanden voet onthoofden.” Deze woorden schenen den getuige in het geheel niet aan te moedigen; hij bleef maar voortgaan met van zijn eenen voet op den an deren te hippen en in zijn verwarring beet hij een groot stuk uit zijn theekopje in plaats van uit zijn boterham. Juist op dit oogenblik kreeg Alice een eigen aardige gewaarwording, die haar geheel in de war maakte tot zij ontdekte wat het eigenlijk was. Ze was weer begonnen te groeien. In het eerst meende zij op te staan en de terechtzit ting te verlaten, maar bij nadere overweging vond zij het beter om te blijven waar zij zich er nog plaats voor haar was. een arme man, Uwe Majesteit,” be de Hoedenmaker met een bevende stem, ik was nauwelijks begonnen met theedrin ken nog geen week geleden ongeveer en wat moet dat nou met het brood en de boter, die zoo schaarsch worden, en het tintelen van de thee. „Het tintelen van wat?” vroeg de Koning. „Het begon met de thee," zei de Hoeden maker. „Natuurlijk begint tintelen met een T,” zei de Koning scherp. „Denk je soms, dat ik een ezel ben? Ga verder!” „Ik ben maar een arme man,” vervolgde de Hoedenmaker, „en de meeste dingen beginnen hierna te tintelen.... alleen de Haas zei...." „Ik zei het niet,” viel de Haas snel in. „Wel waar," zei de Hoedenmaker. „Nietwaar," zei de Haas. „Hij zegt, dat het niet waar is," zei de Ko ning/ „ga daar dus niet verder op in. En als er van afweet, kan je wel inrukken,” vervolgde de Koning, waarop Hoedenmaker snel de gerechtzitting verliet zonder zich zelfs den tijd te gunnen zijn schoe nen aan te trekken sla hem buiten direct zijn hoofd af!" van haar officieren, i reeds uit het ge- de officier bij de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1934 | | pagina 16