IS ER IN ZEELAND NOG TOEKOMST VOOR HET VERLEDEN?*
14
P.A. Henderikx
'Is er in Zeeland nog toekomst voor bet verle
den?' Ik. heb betwijfeld of deze titel wel zo origi
neel is. Niettemin geeft hij zo ongeveer aan
waarover ik het hebben wil. Essentieel is wat ik
bedoel met de woorden 'het verleden'. Dat is in
de eerste plaats: de bestudering van het verle
den, dus hier bet onderzoek naar de geschiede
nis van Zeeland. En in de tweede plaats: het ver
leden in de zin van de materiële sporen die het
verleden heeft nagelaten, in dorpen, in steden
en in het landschap: hebben die nog toekomst?
Het onderzoek naar de middeleeuwse geschiede
nis van Zeeland.
Wat betreft het eerste aspect, de toekomst van
de beoefening van de geschiedenis van Zee
land, heb ik geaarzeld welke van de vele deel
gebieden van het historisch onderzoek ik hier
naar voren zou halen. Uiteindelijk heb ik beslo
ten dat ik mij maar het beste bij mijn eigen leest
kan houden, zodat ik met name iets ga zeggen
over de middeleeuwse geschiedenis.
Misschien schrikt u daarvan. Juist de middel
eeuwen worden nog al eens omgeven - ook
door vakgenoten - met een aureool van ge
wichtigheid, zo in de trant van 'dat is niets voor
amateurhistorici, dat is allemaal veel te specia
listisch'. En ik geef toe: voor de beoefening van
de middeleeuwse geschiedenis is een aantal
vaardigheden nodig die de drempel inderdaad
wat hoger maken. Maar ik vraag mij af of dat,
althans voor wat de late middeleeuwen betreft,
toch niet enigszins meevalt. Een erudiet ama
teur, die goed zijn weg weet te vinden in de
17de-eeuwse bronnen, kan dat volgens mij ook
in het materiaal uit de 14de of 15de eeuw; in
de praktijk is dat trouwens wel bewezen. En af
gezien daarvan: er is, dacht ik, niets op tegen
om de middeleeuwse geschiedenis eens uit de
sfeer van geheimzinnigheid te halen en u wat
in de keuken van dat vak te laten kijken.
'Toespraak, gehouden op 8 juni 1991 te Kapelle bij het
verschijnen van de 'Gids voor historisch onderzoek in
Zeeland'.
De middeleeuwen voor ca 1300
Om te beginnen zou ik in de middeleeuwen
een grove cesuur willen aanbrengen, en wel
ongeveer bij 1300. In de eerste plaats houdt dit
verband met de omvang van het bronnenmate
riaal. Vóór 1300 zijn de geschreven bronnen
schaars. Zo omvatten de schriftelijke bronnen,
die betrekking hebben op de Scheldedelta'
voor 1000, naast een aantal verhalende bron
nen, hooguit 20 oorkonden en enkele goede
renlijsten van abdijen. Voor de 11de en 12de
eeuw is er dan iets meer materiaal, maar pas na
ongeveer 1240 wordt het bronnenbestancl echt
wat uitgebreider. Zo weinig materiaal betekent,
dat het interpreteren van gegevens grote voor
zichtigheid vereist. Oorkonden kunnen zijn af
geschreven en afgeschreven; er kunnen daarbij
fouten zijn ingeslopen en er kunnen opzette
lijke wijzigingen zijn aangebracht. En het ver
keerd uitleggen van een enkele tekst kan bij zo
weinig materiaal geweldige gevolgen hebben
voor het totaalbeeld!
Een ander probleem voor de periode vóór
1300 is de taal waarin de bronnen zijn geschre
ven: tot laat in de 13de eeuw is dat in verreweg
de meeste gevallen het Latijn. Vanaf ca 1250
ziet men wel eens oorkonden in het Neder
lands; in Zeeland en Vlaanderen dan al wat
vaker dan in Holland, maar pas vanaf ca 1280
gaan de Nederlandstalige oorkonden de Latijnse
stukken in aantal overtreffen. Het is duidelijk
dat dit toch wel de belangrijkste drempel is bij
de bestudering van de bronnen van voor 1300:
met als gevolg dat het aantal mensen dat zich
met de schriftelijke gegevens uit die tijd bezig
houdt klein is, en dat ook wel zal blijven.
En dit terwijl die periode voor de ontwikke
ling van Zeeland zo belangrijk is! Na een pe
riode van ontvolking komen er in de 7de eeuw
weer mensen in het mondingsgebied van de
Schelde wonen. Het gebied blijft tot en met de
10de eeuw dun bevolkt, maar te verwaarlozen
als woongebied is het toch niet. Het is de tijd
van de wat mysterieuze handelsnederzetting
voor de kust bij Domburg, die waarschijnlijk
Walcheren heeft geheten, de tijd ook van groot
schalige schapenteelt op de schorren en van
zoutwinning uit het zoute veen dat zich onder
de klei bevindt. Er moet hier wel wat te halen