SIGNALEMENTEN
41
predikanten het zo'n gevaarlijk werkje, dat zij
onmiddellijk (en met succes) een onderzoek in
stelden naar de identiteit van de schrijver en
drukker en vervolgens sterke druk op de Am
sterdamse magistraat uitoefenden om beiden te
vervolgen. De auteur bleek een stotterende do
minee: Johannes Duijkerius.
Geïnteresseerden in cle kerkgeschiedenis van
Zeeland van het laatste kwart van de zeven
tiende eeuw moeten dit werk stellig eens ter
hand nemen. Dankzij de uitgebreide annotatie
van mw G. Maréchal komen zij enige hoofdrol
spelers in de toen geruchtmakende kerkelijke
twisten in Middelburg tegen. Als voogd van de
romanfiguur Philopater blijkt ds Johannes de
Meij te figureren. Een tweede voogd, een ou
derling in Amsterdam, was zeer bevriend met
een 'adelijk predikant' uit Zeeland, ds Gualthe-
rus Boudaen Courten, die zijn preken liet druk
ken bij dezelfde drukker die later door zijn uit
gave van de Philopaterromans tegen een straf
aanliep van onder meer acht jaar gevangenis en
vijfentwintig jaar verbanning. Het heeft er alle
schijn van, dat door Duijkerius in de romanfi
guur Philopater (mede) een nog onbekende
student aan de Middelburgse Illustere School is
verstopt.
AM
Haitsma Muiier, E.O.G. G.A.C. van der Lem,
m.m.v. P. Knevel. Repertorium van geschied
schrijvers in Nederland 1500-1800. 's-Graven-
hage 1990. Bibliografische reeks van het Neder-
lands Historisch Genootschap, 7. xviii 470
blz.
oor Zeeland dient gesignaleerd te worden het
repertorium van geschiedschrijvers, dat immers
als de nieuwe 'De Wind' kan gelden. Samuel de
Wind, in diverse functies werkzaam geweest bij
de Middelburgse rechtbank, publiceerde tussen
1831 en 1835 zijn Bibliotheek der Nedetiandsche
geschiedschrijvers, een overzicht van historici
vanaf de vroegste tijden tot 1815.
In het in 1990 verschenen repertorium zijn
uiteraard ook de geschiedschrijvers met betrek-
hing tot Zeeland opgenomen: Pieter Boddaert,
Marcus Zuerius van Boxhorn, Jacobus Jaspersen
Brasser, Abraham van der Burgh, Didericus van
Cruisselbergen, Jacobus Ermerins, Jacobus Eyn-
'ius, Jacob Florisse van Grijpskerke, Jan Jansse
van Reygersberch, Pieter de la Rue, Mattheus
Smallegange, Laurens Pieter van de Spiegel, An-
tonius Thysius, Everwinus Wassenbergh, Jona
Willem te Water en Willem te Water.
Via de uitstekende index op personen en
aardrijkskundige namen achter in het boek, kan
men ook al diegenen vinden die zich met de
lokale en regionale geschiedenis hebben bezig
gehouden van o.a. Axel, Goes, Hulst, Middel
burg, Rammekens, Vlissingen, Walcheren, Zie-
rikzee en Zuid-Beveland.
Van iedere geschiedschrijver worden enige
personalia vermeld en worden zijn publikaties
bibliografisch beschreven. Voor wie zich verder
in de materie wil verdiepen, wordt veiwezen
naar de bekende biografische woordenboeken,
naar monografieën en zelfs naar artikelen.
PJV
Gelderblom, Arie Jan. Mannen en maagden in
Hollands tuin. Interpretatieve studies van Ne
derlandse letterkunde 1575-1781Proefschrift
Utrecht 1991. 189 blz.
Het proefschrift waarop Arie Jan Gelderblom
op 17 mei 1991 in Utrecht promoveerde bevat
acht hoofdstukken, waarvan er zeven reeds eer
der in de vorm van artikelen waren gepubli
ceerd. Het is dienstig erop te wijzen, dat het
opstel 'Wolff en Deken als liedjesfabriek' deel
uitmaakt van deze dissertatie (p. 137-160), te
meer omdat het aanvankelijk enigszins verstopt
was in de bundel Door het oog van de tekst. Es
says voorMieke Bal over visie (Muiderberg 1988,
p. 42-63).
In zijn erudiete essay over de Economische
liedjes van Betje Wolff en Aagje Deken - dat
door de theoretische onderbouwing in de inlei
ding in samenhang gebracht wordt met de an
dere hoofdstukken - komt Gelderblom tot de
verrassende interpretatie, dat de status van de
beide dichteressen - afgezet tegen die van hun
mannelijke gegoede medeburgers - dezelfde is
als die van de in hun liedjes uitgebeelde groep
van de nederige kansarmen en dat ze alle mo
gelijke moeite doen een heleboel vrouwelijks
weg te redeneren om zich aan te kunnen slui
ten bij mannelijke initiatieven.
Bij zijn interpretatie betrekt de auteur de eco
nomische situatie van eind 18de eeuw, het pu
bliek waarvoor de Economische liedjes bestemd
waren, de literaire aspecten van de liedjes, de
persoonlijke visie van de schrijfsters en de rol
van de mannen en de status van de vrouwen in
die tijd.
PJV