4 kwamen onder het zeewater en riviervalleien overstroomden. Deze transgressies hebben veel voormalige delta's opengebroken en tot estu aria omgevormd. Desalniettemin zijn er situaties waarin zee en rivier beide min of meer gelijke lijk aan de vorming van het mondingsgebied hebben bijgedragen. Verwacht mag worden dat bij een eventuele toekomstige drastische zee spiegelstijging meer delta's door de zee zullen worden afgebroken en omgevormd tot estuaria als wij dit met onze moderne kustverdediging niet kunnen verhoeden. Het begrip 'estuarium' gaat eveneens ver terug in de historie. De Romeinen verstonden er onder een lagune of kustzone die bij vloed onderloopt, de monding van een getijderivier (Tacitus) en de eb- en vloedstroom die van zee uit een rivier of meer binnendringt (Plinius). In alle lexica wordt bij 'delta' meer de van origine fluviatiele landvorm van een riviermonding be doeld en bij 'estuarium' de nadruk gelegd op de in het kustgebied, inclusief de rivieren, bin nendringende getijstromen. Het zou ons niet verbazen als de betekenis van 'monding van een getijderivier' bij de Romeinen meer gewicht heeft gekregen toen zij aan de Westeuropese kusten stonden. In de Middellandse Zee be loopt het gemiddelde getijverschil slechts en kele decimeters, met uitzondering van de Adria- tische Zee waar het naar het noorden toe oploopt tot gemiddeld 80 centimeter. Estuaria met hun doorgaans diepere geulen hebben vooral een grote rol gespeeld bij cle ontwikkeling van handelscentra en handelsbe trekkingen tussen kustlanden, het ondernemen van ontdekkingsreizen en het voeren van zee oorlogen. De regelmatig terugkerende overstro mingen met zout en brak water belemmerden de ontwikkeling van belangrijke vroeg-agrari- sche culturen. Ten onzent bloeide de schapen teelt op de schorren en achter nauwelijks ontwaterende bedijkingen, waardoor de wolin dustrie en de wolhandel werden gestimuleerd. Aanvoer van veen als brandstof, hout voor de bouw van schepen en landbouwprodukten uit het achterland behoorden tot de voorwaarden voor de ontwikkeling van veel van deze han delscentra. Zeeland: estuaria inland U raadt het al: een goed voorbeeld van een estuarium hebben we vlak bij huis, in zuidwest Nederland. Zeeland en de omliggende gebie den zijn een fraai voorbeeld van een van zee uit geërodeerd en gesedimenteerd landschap. Transgressies van de zee braken de bescher mende duinstrook open en erodeerden het daar achter gelegen veengebied. De mariene af zettingen zijn landinwaarts begrensd door de lijn Hoek van Holland - Rotterdam - Dordrecht - Made - Oudenbosch - Bergen op Zoom. Dat wil dus zeggen dat er vroeger heel an dere omstandigheden hebben geheerst. De veengebieden van bijvoorbeeld de Goesse Poel en de Yersekse Moer zijn de restanten van een uitgestrekt veenlandschap dat van ca 2000 vóór tot 1000 na Chr. het westen van ons land be dekte. Er heerste toen een haf- of lagunemilieu, waarin de zoete invloed van de daarin uitstro mende rivieren Rijn, Maas en Schelde uitge breide veenvorming mogelijk maakte. Alleen in cle omgeving van de uitstromingsopeningen in de duinstrook bij Katwijk, Hoek van Holland en ter hoogte van de monding van de Ooster- schelde had de zee enige invloed op de land- vorming. De situatie in het verleden Is er clan in Nederland helemaal geen delta te bekennen? Zo aan de oppervlakte van ons land gezien nauwelijks meer. We zullen ons daarom tot de bodemkundigen en geologen moeten wenden om daar meer over te weten te komen. Volgens Zagwijn en Zonneveld is het rivie rensysteem van de Rijn en de Maas al vanaf het Atlanticum, zo'n 7500 jaar geleden, begonnen met stelsels van zand en klei in het tegenwoor dige gebied van de grote rivieren te deponeren. Afhankelijk van de stand van het zeeniveau ontstond er achter een beschermende duin strook en vóór deze fluviatiele afzettingen een hafmilieu waarin uitgebreide veengroei plaats had. In de loop van de postglaciale perioden tot in de middeleeuwen waaierden deze rivier afzettingen steeds verder uit, zodat zij tenslotte in het veengebied een breed front vormden van het Eemgebied in het noorden tot het Land van Heusden en Altena in het zuiden (fig. 3). Algemeen wordt dit deltavormige complex van afzettingen het perimariene gebied ge noemd. De voormalige, van het oosten ko mende rivierlopen vertakten zich naar het wes ten toe steeds meer om zich tenslotte weer tot grotere stromen te verenigen. Het westelijke deel van dit systeem moet onder invloed van de door de duinwal en het veengebied ver zwakte getijden gevormd zijn en is vergelijk baar met de krekenstelsels in een schor. Vol gens onze kennis van deze gecompliceerde riviermonding zouden we deze een delta kun

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1991 | | pagina 6