62
GROEDE
Schetstekening voor de verhouw van het oude gemeente
huis. (Archief gemeente Groede, inventarisnummer 676.)
Ingrijpen door de Raad van State
Op de spoedvergadering van 18 juni was de
kwestie van een eventueel beroep al aan de orde
gekomen. In de weken daarna wordt dit idee
verder uitgewerkt. In de pers verschijnen uiteen
lopende berichten. Van de Vijvers slechtziendheid
is het gesprek van de dag in Groede. Bewijzen
dat hij zelfs blind was, zijn echter niet gevonden;
evenmin zijn aanwijzingingen voor het tegendeel
ontdekt.
Intussen nadert de beroepstermijn. Op 10 juli
heeft men van G.S. nog steeds geen opgaaf van
redenen ontvangen. Zonder veel discussie besluit
de gemeenteraad door te zetten en bij de Raad
van State in beroep te gaan. De gemeente wenst
zich niet te schikken in de Middelburgse betutte
ling en zelf te beslissen over het eigen gemeente
huis. Alleen Lombaard is tegen. Na de stemming
verlaat hij de vergadering. Wagtho zegt het te be
treuren dat het zo moet lopen en dat "andersden
kenden hebben gemeend zelfs zoo ver te gaan
door minderwaardige zinspelingen over hande
lingen van den raad in een dagblad te openba
ren".
Op drie punten tekent de raad bezwaar aan.
Ten eerste hebben Gedeputeerde Staten niet de
redenen van onthouding van goedkeuring gege
ven, zoals in artikel 232 van de Gemeentewet is
voorgeschreven. Ten tweede voert de raad aan
dat, als de onthouding het gevolg is van de
keuze van de architect, men dient te bedenken
dat het voor de raad doorslaggevend was, dat
deze met slechts 5% van de aannemingskosten
genoegen neemt, terwijl een Nederlander ge
woonlijk 10% vraagt. Daar komt bij dat de af
stand van Van de Vijvers woonplaats naar Groede
"in een half uur per tram is te bereiken". Boven
dien wettigt het in 1934 tussen Nederland en Bel
gië gesloten Vestigings- en Arbeidsverdrag de
keuze van een Belgische architect. En ten derde
is het volgens de raad zeer de vraag of, als de
onthouding is gebaseerd op het aan G.S. gezon
den rekest, de waardigheid van de gemeenteraad
niet bedenkelijk wordt aangetast, indien het zo is
dat dergelijke verzoekschriften hoger worden
aangeslagen dan weloverwogen raadsbesluiten.
Inmiddels is de Middelburgse architect A. Rot
huizen door het provinciaal bestuur om advies
gevraagd. Tijdens een bezoek aan Groede op 1"
juli blijkt hij niet onder de indruk van Van de Vij
vers inspanningen. Hij vreest ook voor veel ho
gere kosten van de nieuwbouw. Verbouw van
het oude gemeentehuis lijkt Rothuizen beter, en
bovendien betoogt hij: "De historie van Groed
kent niet anders dan dat het gemeentehuis te
Groede steeds op de Markt heeft gestaan. Een
historische beteekenis eener gemeente mag men
toch zoo maar niet voetstoots doen ophouden te
bestaan".
De verhouding tussen Van de Vijver en Rothui
zen wordt er daarna niet beter op. Van de Vijver
stuurt Rothuizen een niet mis te verstane brief,
waarin hij hem beticht van oncollegiaal handelen:
Uwe handelwijze inzake bouw gemeentehuis
te Groede strekt [niet] met de loyale, ridderlijke
opvattingen als architect, tegenover een collega
En verder beweert hij dat Rothuizen niet han
delt als adviseur ten dienste van de betrokken ge
meente, maar om de polemiek van den ver
bouw te steunen, en dat met de meesr
ongemotiveerde argumenten wat wel het be
wijs zal leveren voor Uwe onkunde en klein
geestige opvattingen en U het belang van per
sonen dient, in plaats van de gemeenschap
Volgens Van de Vijver gunt Rothuizen hem de
opdracht niet, waardoor hij zich gedraagt als een
"onderkruiper". Hij eindigt met de waarschuwing
dat, als Rothuizen zich niet uit de nieuwbouw
zaak terugtrekt, hij diens handelwijze openbaar
zal maken.
Het antwoord van Rothuizen laat niet lang op
zich wachten. Hij heeft als secretaris van de
Zeeuwsche Schoonheidscommissie, dus als "pro
vinciaal ambtenaar" en niet als particulier archi
tect, advies aan G.S. uitgebracht. Hij dient zijn
Vlaamse collega voorts als volgt van repliek:
"Thans spreekt gij wel veel over collegiale ver
houdingen, doch zelf betracht gij deze allerminst
en zonder behoorlijke kennis van de zaak, bij
wijze van kennismaking overlaadt [gij die] met
verdachtmakingen en beleedigingen. Dit ben ik
onder collega's niet gewoon. Wanneer gij deze
terugneemt, ben ik nochtans bereid met U te pra
ten".
De dag van het beroep is intussen dichterbij
gekomen. Wagtho en De Vlieger stellen een na
dere toelichting op om hun zaak te bepleiten. Op
een aantal punten gaan zij verder in. Om te be-