ARCHEOLOGICA ZELANDICA 76 J.A. Trimpe Burger Antropologie in Zeeland Sedert het einde van de vorige eeuw is er onder meer op initiatief van geleerden-medici van het Zeeuws Genootschap vrij veel onderzoek gedaan naar de herkomst en de samenstelling van de Zeeuwse bevolking in vroeger tijden. Uit het on derzoek van het vele skeletmateriaal afkomstig van geïsoleerde begraafplaatsen uit de vroege en late Middeleeuwen (onder andere te Domburg, het Verdronken land van Zuid-Beveland, Klaas- kinderkerke en Nieuwerkerke) is gebleken, dat er statistisch opvallende locale verschillen zijn op te merken. Die verschillen uiten zich in hoofdzaak in het al of niet dominant aanwezig zijn van één van de twee in Zeeland voorkomende mensen rassen, het alpiene ras en het noordse ras. De be langrijkste kenmerken aan het skelet van de al piene mens zijn de korte gestalte en de ronde schedelvorm. Het noordse ras bezit daarentegen een veel grotere lichaamslengte en een langwer pige schedel. Om de vorm van de schedel, ge zien op de kruin, in getalswaarden gemakkelijk te kunnen vergelijken, maken antropologen ge bruik van de zogenaamde "breedte/lengte-index", het percentage van de breedte ten opzichte van de lengte, of, in een eenvoudige formule uitge drukt: B/L-index B:100xL te lezen als "ge deeld door"). De getalswaarden tussen 70.0 en 75.0 noemt men dolichocefaal (langwerpige sche delvorm zoals bij Nordici en zogenaamde "terp friezen"). De waarden tussen 80.0 en 85.0 beho ren bij het brachycefale type schedel (rond- hoofdigen zoals bij de alpienen). Tussen de lang en rondhoofdigen bestaan natuurlijk overgangs vormen: de mesocefalen. Hoogst interessant zijn de gegevens die prof. Huizinga (verbonden aan het Instituut voor Antropobiologie van de Rijks universiteit Utrecht) heeft verkregen bij onder zoek van het skeletmateriaal uit de opgegraven begraafplaats van het voormalig dorp Klaaskin- derkerke op Schouwen (datering tussen ca. 1300 en 1570). In Klaaskinderkerke kon een toename in de schedelindex van brachycefaal naar hyper- brachycefaal worden vastgesteld, welke boven dien met een toename van de lichaamslengte ge paard ging. Huizinga achtte het niet uitgesloten, dat we te doen hebben met een geval van hete rosis, een verschijnsel uit de erfelijkheidsleer, waarbij door kruising van twee inteeltgroepen een nakomelingschap wordt verkregen dat groter is dan het oorspronkelijke uitgangsmateriaal. Veel dorpsgemeenschappen leefden vroeger in een vrij groot isolement, waardoor betrekkelijk weinig huwelijken met immigranten voorkwamen. Van Walcheren is bekend, dat in 827 van kerkelijke zijde werd geklaagd dat veel mannen met hun nichtje of zelfs met hun zuster trouwden: dit ge geven moet, gezien de vroege datering, wel be trekking hebben op Walacria, het tegenwoordige Domburg. De oudste begraafplaatsen, waarvan het skelet materiaal ten minste ouder is dan de twaalfde eeuw, zijn voor het antropologisch onderzoek naar de herkomst van de Zeeuwse bevolking het meest van belang. Vanaf de twaalfde eeuw is er uit alle windstreken zo'n toevloed van immigran ten, dat het onderzoek naar "raskenmerken" nau welijks zin heeft. De gemiddelde Zeeuw, of wat daar voor door mag gaan, verschilt nu nauwelijks van de doorsnee-Fries. Met andere woorden, de hedendaagse Friezen zijn gemiddeld net zo rond als de Zeeuwen. Het is niet meer mogelijk uit de kenmerken van onze generaties te "voorspellen" wat zich heeft afgespeeld in de periode tussen de "terpentijd" en bij voorbeeld het midden van de twintigste eeuw. Een antropoloog van enige ge neraties na ons zal echter zonder moeite kunnen vaststellen, dat zich na het midden van de twin tigste eeuw grote veranderingen in de samenstel ling van de bevolking hebben voltrokken. Onder- Rijengrafveld op het strand te Domburg. Pasteltekening. W. Pleyte, 1874; afm. 47.5 x 31.0 cm. Eigendom van het Zeeuws Genootschap te Middelburg, inv.-nr. 923. Het duin rechts springt met een vrij scherpe kromming op een wat onverklaarbare wijze in zee uit. De te voorschijn gekomen grafkisten dateren uit de vroege Middeleeuwen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1992 | | pagina 38