BELEIDSPLAN ZEEUWS MUSEUM 105 Afb. 3: Een porseleinen bord, chine de commande, daterend uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Collectie Bal, Zeeuws Mu seum. Foto: Dienst voor 's-Rijks verspreide kunst voorwerpen. senteerd worden. Maar met de nu voorgelegde inhoudelijke keuzes van het beleidsplan loopt men in een val die men zegt heel goed zelf te kennen. Mij dunkt dat, indien het museum het op blad zijde 31 verwoorde tot uitgangspunt zou hebben genomen en de Zeeuwse geschiedenis werkelijk al j rode draad voor het collectie- en presentatie- beleid zou zijn gekozen (waarmee tegelijk op de bestaande collectie zou worden voortgebor duurd), in het beleidsplan andere lacunes zouden zijn geformuleerd. Deze gaten zouden best ook door Zeeuwse schilderijen uit de zeventiende eeuw kunnen worden opgevuld, maar men had ongetwijfeld geconcludeerd dat het vormen van een aparte collectie op dat gebied, of van rond 1900 in Domburg gemaakte kunst, om inhoude lijke redenen niet nodig en zinvol is. Natuurlijk zou de periode zelf zeker aan bod kunnen ko men. Om even bij Domburg te blijven: het accent komt dan echter veel meer te liggen op het ver zamelen en tentoonstellen van materiaal waaruit het bijzondere karakter en de merkwaardige po- sitie van de badplaats, ook als kunstenaarscen trum, naar voren komt. En daarin misstaat een schilderij van Mondriaan van de kerktoren na tuurlijk allerminst. Vreemd in de huidige plannen is ook de keus voor voorwerpen betreffende de geschiedenis van Middelburg. Waarom alleen Middelburg? Die stad kan toch bezwaarlijk als typerend voor heel Zeeland gelden, een provincie die nota bene juist door grote verschillen tussen de onderlinge delen wordt gekenmerkt. De geschiedenis van Zeeland en uitsluitend Zeeland zelf, en uiteraard alles wat daarbij hoort, zou in haar uiteenlopende facetten getoond moeten worden, en wordt dat trouwens nu al: denk aan de archeologica of de tapijten! Daarbij zou moeten worden aangeknoopt, juist daarmee kan het Zeeuws Museum ook een eigen karakter krijgen. De vaste opstelling Het is de bedoeling dat het museum omstreeks 1996 fors zal uitbreiden. Het belendende Rijksar chief verhuist dan naar een nieuw onderkomen. Pas op dat moment zal een definitieve nieuwe presentatie van de collectie tot stand kunnen ko men, want ook daar streeft men vanzelfsprekend naar, en niet ten onrechte. Niettemin worden ook hiertoe in het beleidsplan al aanzetten gegeven, hetgeen op zichzelf begrijpelijk is; de collectie vorming hangt er immers nauw mee samen. Men

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1992 | | pagina 27