BELEIDSPLAN ZEEUWS MUSEUM 109 ken uit deze voor Zeeland zo belangrijke pe riode. De kunst die heden ten dage in Zeeland wordt gemaakt kan niet als typisch Zeeuws worden ge karakteriseerd. Wèl is duidelijk dat het Zeeuwse licht en landschap inspiratiebronnen zijn (zie Domburg) en voor kunstenaars een reden zijn om zich in Zeeland te vestigen of er te blijven. Ook elders in Nederland voelen kunstenaars zich aangetrokken door licht en landschap. Door werk van dergelijke kunstenaars te verzamelen, ontstaat een breed spectrum van benaderingen, dat elders niet op deze wijze verzameld wordt. Voor de oppervlakkige beschouwer lijkt de he dendaagse kunst geen enkele relatie met het ver leden te hebben. De kunstenaars zijn zelf een ge heel andere mening toegedaan. Zij grijpen terug naar en voelen zich verbonden met hun voorge schiedenis, die tot ver vóór het begin van de twintigste eeuw teruggaat. De scheiding tussen musea voor hedendaagse kunst en voor oude kunst is een kunstmatige, die vanzelf door de tijd wordt ingehaald. Wel is het zo, dat bezoekers een gerichte belangstelling voor het een of het ander hebben. Musea voor hedendaagse kunst ontlenen hun gespecialiseerde karakter aan hun hoogwaardige internationale collecties; zie bij voorbeeld het Ste delijk Museum in Amsterdam, het Van Abbemu- seum in Eindhoven en het Museum of Modern Ait in New York. De meeste Nederlandse musea die hedendaagse kunst verzamelen, hebben ech ter ook oude kunst, kunstnijverheid en cultuurge schiedenis (een onderscheid dat in de studie van de kunstgeschiedenis wordt gemaakt) in hun pakket. Zij leggen bewust relaties met het verle den; dat is het idee van de 'rode draad', dat in onze toekomstvisie verwoord is. Last, but not least-, momenteel is nergens in de provincie Zeeland een overzicht te vinden van wat er aan Zeeuwse beeldende kunst en kunstnij verheid is geproduceerd. Andere musea in Neder land tonen wèl kunst die in Zeeland ontstaan is, maar in een geheel andere context. Daar blijven het incidenten. Gijs van der Ham windt zich nogal op over de ordening van onze presentatieplannen, die zijns inziens onduidelijk zijn geformuleerd. In het be leidsplan zijn echter slechts kaders aangegeven, die nader uitgewerkt moeten worden. Dit is mede afhankelijk van de totale beschikbare ruimte, nu en in de toekomst. De auteur vraagt zich bovendien af waarom het museum de rond gang in de 'huidige Genootschapszaal' start. Mis schien is de kunsthistoricus op dit punt eerder geneigd rekening te houden met de historische oorsprong van het Zeeuws Museum dan met de strikte handhaving van de chronologie. Overigens bevond de 'mammoet' zich in de oude opzet er gens midden in het rondgangsverhaal In zijn kritiek vraagt de auteur zich ook af, waarom wij niet verder kijken dan 1999? Dat heeft niets te maken met 'niet durven', maar is gebaseerd op het feit dat een beleidsplan flexibel en vatbaar voor veranderingen dient te zijn. In zijn conclusie stelt Gijs van der Ham dat de uitgangspunten van het beleidsplan verkeerd zijn, en vraagt hij of men soms 'bang is dat een meer historische collectie vanzelf tot saaiheid en stof figheid leidt'. Zijn bewering dat er sprankelende voorbeelden van deze benadering zijn, kan ik on derschrijven. Kijk naar provinciale musea als het Noordbrabantse of Groningse, of ook naar stede lijke musea. Helaas zijn veel historische musea in de grote steden er op kunstgebied bekaaid vanaf gekomen in hun strijd met de kunstmusea: zie bij voorbeeld het Amsterdams Historisch Museum, het Rotterdams Historisch Museum en het Haags Historisch Museum. Daardoor ontbreken daar zeer elementaire zaken. Bovendien zijn deze mu sea al bij voorbaat vastgeprikt op hun historisch imago. Gelukkig bestaat daarnaast de geïnte greerde aanpak, die ook het Zeeuws Museum voorstaat. Voor zover ik heb kunnen constateren, is deze benadering typerend voor provinciale en algemene stedelijke musea. Dat strookt met hun Afb. 3: Piet Dieleman, 'Zonder titel', 1989- Gips en pig ment. Zeeuws Museum. Foto: Wim Riemens, Middelburg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1992 | | pagina 31